ECLI:NL:HR:2022:1356
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Centrale Raad van Beroep inzake Algemene Ouderdomswet
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 september 2022 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, vertegenwoordigd door G.L. de Gier, tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 7 april 2021. De Centrale Raad van Beroep had eerder een uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen een beslissing van de Rechtbank Oost-Brabant, die betrekking had op een besluit van de Sociale Verzekeringsbank ingevolge de Algemene Ouderdomswet. De Hoge Raad heeft de ingediende middelen van belanghebbende beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze middelen niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. De Hoge Raad heeft in dit geval geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond.