ECLI:NL:HR:2022:1356

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 september 2022
Publicatiedatum
29 september 2022
Zaaknummer
21/02134
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Centrale Raad van Beroep inzake Algemene Ouderdomswet

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 september 2022 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, vertegenwoordigd door G.L. de Gier, tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 7 april 2021. De Centrale Raad van Beroep had eerder een uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen een beslissing van de Rechtbank Oost-Brabant, die betrekking had op een besluit van de Sociale Verzekeringsbank ingevolge de Algemene Ouderdomswet. De Hoge Raad heeft de ingediende middelen van belanghebbende beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze middelen niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. De Hoge Raad heeft in dit geval geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer21/02134
Datum30 september 2022
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de RAAD VAN BESTUUR VAN DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 7 april 2021, nr. 19/803 AOW [1] , op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (nr. 18/1590) betreffende een besluit van de Sociale verzekeringsbank ingevolge de Algemene Ouderdomswet.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door G.L. de Gier, heeft tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
In aanvulling hierop heeft belanghebbende, vertegenwoordigd G.L. de Gier, binnen de cassatietermijn, een geschrift ingediend, dat de Hoge Raad aanmerkt als een aanvulling op het beroepschrift in cassatie.
De Raad van Bestuur van de Sociale verzekeringsbank, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De Hoge Raad heeft de middelen over de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze middelen is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 30 september 2022.