ECLI:NL:HR:2022:1354

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 december 2022
Publicatiedatum
29 september 2022
Zaaknummer
21/03064
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake griffierecht en wraking

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 december 2022 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie van belanghebbende, die zich had gewend tot de Hoge Raad na een uitspraak van de Rechtbank Den Haag. De zaak betreft een belastingkwestie waarbij belanghebbende, aangeduid als [X] te [Z], in cassatie ging tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank van 8 juni 2021. Belanghebbende had na het indienen van het beroep in cassatie een verzoek tot wraking ingediend, dat op 1 april 2022 niet-ontvankelijk werd verklaard. Een tweede verzoek tot wraking werd op 9 december 2022 buiten behandeling gesteld.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de griffier belanghebbende op 14 juni 2022 had gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken had gesteld voor betaling. Deze brief werd echter wegens onbestelbaarheid teruggezonden, waarna adresverificatie plaatsvond. De griffier heeft belanghebbende opnieuw op 13 juli 2022 in de gelegenheid gesteld om te reageren op het niet betalen van het griffierecht, maar ook deze brief werd teruggezonden. Belanghebbende heeft niet gereageerd op de verzoeken van de griffier.

Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De uitspraak is gedaan door vice-president R.J. Koopman, samen met raadsheren J. Wortel en P.A.G.M. Cools, en is openbaar uitgesproken op 16 december 2022.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer21/03064
Datum16 december 2022
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 8 juni 2021, nr. SGR 20/93 V, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 15 juli 2020.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Belanghebbende heeft na het instellen van beroep in cassatie een verzoek tot wraking ingediend.
Bij beslissing van 1 april 2022, nr. 21/04294 [1] is het verzoek tot wraking gericht tegen de rolraadsheer niet-ontvankelijk verklaard en voor het overige afgewezen.
Belanghebbende heeft nadien wederom een verzoek tot wraking ingediend.
Bij beslissing van 9 december 2022, nr. 22/03628 [2] is het verzoek tot wraking tot wraking buiten behandeling gesteld en is bepaald dat een volgend verzoek om wraking van belanghebbende in de zaak met nummer 21/03064 niet in behandeling zal worden genomen.
Met betrekking tot het beroep in cassatie overweegt de Hoge Raad als volgt.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 14 juni 2022 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling daarvan een termijn van vier weken gesteld. Deze brief is wegens onbestelbaarheid teruggezonden aan de Hoge Raad, waarna adresverificatie heeft plaatsgevonden en het stuk bij gewone brief is verzonden naar het adres van belanghebbende. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 13 juli 2022 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet is betaald. Deze brief is eveneens wegens onbestelbaarheid teruggezonden aan de Hoge Raad, waarna adresverificatie heeft plaatsgevonden en het stuk bij gewone brief is verzonden naar het adres van belanghebbende. Belanghebbende heeft niet gereageerd.
Het beroep in cassatie moet daarom op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad zie geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2022.