ECLI:NL:HR:2022:1350
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen uitspraken van de Centrale Raad van Beroep inzake militaire ambtenaren
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 september 2022 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] te [Z] tegen de Staatssecretaris van Defensie. Het beroep in cassatie was gericht tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 19 mei 2022, nr. 20/4255 MAW, die op zijn beurt weer voortkwam uit een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. 19/1785). De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling gekeken naar de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie. Volgens artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie kan de Hoge Raad alleen kennisnemen van cassatieberoepen tegen uitspraken van de bestuursrechter als dit bij wet is bepaald. In dit geval was er geen wettelijke bepaling die het beroep in cassatie openstelde tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, vooral niet als het gaat om een (gewezen) militaire ambtenaar zoals bedoeld in de Militaire Ambtenarenwet. Hierdoor heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De uitspraak is gedaan door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, en is openbaar uitgesproken op de genoemde datum.