Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
27 september 2022.
Hoge Raad
Op 27 september 2022 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in de zaak met nummer 19/05299, waarbij het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte. De zaak betreft een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 november 2019, nummer 21-002185-18. De verdachte, geboren in 1973, heeft geen cassatiemiddelen ingediend, waardoor de advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de wet bepaalt binnen welke termijn een advocaat namens de verdachte een schriftuur met cassatiemiddelen moet indienen. Aangezien aan deze verplichting niet is voldaan, kon de Hoge Raad het beroep niet in behandeling nemen. De Hoge Raad heeft daarom het beroep van de verdachte niet ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.