ECLI:NL:PHR:2022:493

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
28 juni 2022
Publicatiedatum
19 mei 2022
Zaaknummer
19/05299
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard wegens niet indienen middelen van cassatie

In deze zaak is een cassatieberoep ingesteld namens de verdachte, die geboren is in 1973. De verdachte heeft echter geen schriftuur houdende middelen van cassatie ingediend binnen de wettelijk gestelde termijn. Dit is een vereiste volgens artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de verdachte niet-ontvankelijk moet verklaren in het ingestelde cassatieberoep. De verdachte was eerder door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden voor verschillende strafbare feiten, waaronder het handelen in strijd met de Wet wapens en munitie en de Opiumwet. De zaak heeft samenhang met een andere zaak, genummerd 19/05487, waarover ook een conclusie zal worden getrokken. De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtsgang en de waarborging van de procesrechten van de verdachte.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer19/05299
Zitting28 juni 2022

CONCLUSIE

A.E. Harteveld
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973,
hierna: de verdachte.
De verdachte is bij arrest van 21 november 2019 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, wegens het in de zaak met parketnummer 16-660544-16 onder 1. “handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie”, het in de zaak met parketnummer 16-660544-16 onder 2. “medeplegen van handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en van het in strijd met de wet verhandelen van wapens of munitie een beroep of gewoonte maken”, het in de zaak met parketnummer 16-660544-16 onder 3. “deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven”, het in de zaak met parketnummer 16-659593-17 onder 1. “medeplegen van handelen in strijd met artikel 14, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd en van het in strijd met de wet verhandelen van wapens of munitie een beroep of gewoonte maken”, het in de zaak met parketnummer 16-659593-17 onder 2. “opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod” en het in de zaak met parketnummer 16-659593-17 onder 3. “opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest.
Er bestaat samenhang met de zaak 19/05487. In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.
3. Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. Namens de verdachte is geen schriftuur houdende middelen van cassatie ingediend.
4. Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, kan hij ingevolge artikel 437 lid 2 Sv niet in zijn cassatieberoep worden ontvangen.
5. Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het ingestelde cassatieberoep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG