Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
27 september 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 september 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een verdachte die is veroordeeld voor het medeplegen van diefstal met braak, gepleegd bij een amateurvoetbalvereniging. De Hoge Raad heeft zich gebogen over de bijzondere voorwaarden die aan de verdachte zijn opgelegd, waaronder de verplichting om zich te melden bij de reclassering en te verblijven in een instelling voor beschermd wonen. De Hoge Raad oordeelt dat het hof bij het vaststellen van deze voorwaarden een kennelijke vergissing heeft gemaakt door de bewoordingen van schorsingsvoorwaarden over te nemen. Deze vergissing leidt echter niet tot cassatie, omdat de Hoge Raad de bijzondere voorwaarden kan verbeteren en de motivering van het hof duidelijk maakt welke voorwaarden bedoeld zijn. Daarnaast is er een klacht over de redelijke termijn in de cassatiefase, omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden. De Hoge Raad oordeelt dat deze klacht gegrond is en vermindert de opgelegde gevangenisstraf van 400 dagen naar 389 dagen, waarvan 164 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De uitspraak van het hof wordt vernietigd, maar alleen wat betreft de duur van de gevangenisstraf. De overige onderdelen van het beroep worden verworpen.