ECLI:NL:HR:2022:1294
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake belastingkwesties
In deze zaak heeft [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 14 december 2021, nrs. 19/01503 en 19/01504. Dit beroep volgde op een verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van het Hof van 23 maart 2021. De belanghebbende was vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, terwijl de Staatssecretaris van Financiën, die als verweerder optrad, werd vertegenwoordigd door [P]. De Hoge Raad heeft de ingediende middelen beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom dit oordeel werd gegeven, aangezien de beoordeling van de middelen niet vereist dat er antwoorden worden gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 23 september 2022.