Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
20 september 2022.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beklag ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door vijf klagers. De klagers hebben bezwaar gemaakt tegen de vordering van gegevens door de Belastingdienst, die deze gegevens heeft opgevraagd bij een derde in het kader van een onderzoek naar mogelijke frauduleuze belastingconstructies. De rechtbank Rotterdam heeft op 8 juli 2021 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de klagers in hun verzoek niet in het gelijk zijn gesteld. De klagers hebben vervolgens cassatie ingesteld tegen deze beschikking.
De advocaten G.J.M.E. de Bont en S.A. Eckhardt hebben namens de klagers cassatiemiddelen ingediend. De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten van de klagers beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Hoge Raad heeft daarbij aangegeven dat het niet nodig is om te motiveren waarom het tot dit oordeel is gekomen, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 20 september 2022 het beroep van de klagers verworpen. De beschikking is gegeven door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.