Uitspraak
wonende te [woonplaats],
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
17 september 2021.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de vraag of de rechtbank op juiste wijze heeft gehandeld in het kader van een zorgmachtiging onder de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Betrokkene, die niet door de aan hem toegewezen advocaat wilde worden bijgestaan, heeft cassatie ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken en stelt dat de rechter moet onderzoeken of betrokkene een andere advocaat wenst wanneer hij aangeeft niet door de huidige advocaat te willen worden bijgestaan. De rechtbank had in dit geval niet voldoende rekening gehouden met de wensen van betrokkene en had hem moeten informeren over de procedurele aspecten van de zorgmachtiging. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van de rechtbank en wijst de zaak terug voor verdere behandeling. De uitspraak benadrukt het belang van de rechtsbijstand en de rol van de rechter in het waarborgen van de rechten van de betrokkene in dergelijke procedures.