ECLI:NL:HR:2022:1212

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 september 2022
Publicatiedatum
15 september 2022
Zaaknummer
21/03812
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over overeenkomst van geldlening en dwaling t.a.v. gerechtelijke erkentenis

In deze zaak heeft eiseres, wonende te [woonplaats], beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 8 juni 2021. Verweerder, wonende te [woonplaats], heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen motivering hoeven geven voor dit oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De zaak betreft een overeenkomst van geldlening en de vraag of er sprake was van dwaling ten aanzien van een gerechtelijke erkentenis. De conclusie van de Advocaat-Generaal S.D. Lindenbergh strekte tot verwerping van zowel het principale als het incidentele cassatieberoep. De Hoge Raad heeft in zijn beslissing het beroep van eiseres verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Tevens heeft de Hoge Raad verweerder in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, waarbij de kosten aan beide zijden zijn begroot en wettelijke rente is opgelegd indien de kosten niet tijdig worden voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer21/03812
Datum16 september 2022
ARREST
In de zaak van
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats] ,
EISERES tot cassatie, verweerster in het incidentele cassatieberoep,
hierna: [eiseres] ,
advocaten: J.H.M. van Swaaij en J.M. Moorman,
tegen
[verweerder] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERWEERDER in cassatie, eiser in het incidentele cassatieberoep,
hierna: [verweerder] ,
advocaat: J. van Weerden.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak C/15/272835 / HA ZA 18-252 van de rechtbank Noord-Holland van 27 september 2017, 2 mei 2018 en 14 november 2018;
de arresten in de zaak 200.254.449/01 van het gerechtshof Amsterdam van 16 april 2019 en 8 juni 2021.
[eiseres] heeft tegen het arrest van het hof van 8 juni 2021 beroep in cassatie ingesteld.
[verweerder] heeft tegen dit arrest incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal S.D. Lindenbergh strekt zowel in het principale cassatieberoep als in het incidentele cassatieberoep tot verwerping.
De advocaten van partijen hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van de middelen in het principale en in het incidentele beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
in het principale beroep:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 916,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiseres] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan;

in het incidentele beroep:

  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [verweerder] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] begroot op € 68,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, als voorzitter, C.E. du Perron, C.H. Sieburgh, F.R. Salomons en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
16 september 2022.