Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
13 september 2022.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 5 oktober 2021. De zaak betreft een eendaadse samenloop van openlijke geweldpleging met lichamelijk letsel tot gevolg, poging doodslag en poging zware mishandeling, die plaatsvond tijdens een vechtpartij in 2016 in Wageningen. De verdachte, geboren in 1972, heeft geen cassatiemiddelen ingediend, waardoor de Hoge Raad niet in staat was om het beroep in behandeling te nemen. De wet vereist dat een advocaat binnen een bepaalde termijn een schriftuur met cassatiemiddelen indient, maar deze verplichting is niet nageleefd. Hierdoor heeft de Hoge Raad, conform artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering, het beroep van de verdachte niet-ontvankelijk verklaard. Het arrest is gewezen op 13 september 2022 door raadsheer C. Caminada, in aanwezigheid van waarnemend griffier H.J.S. Kea, en is uitgesproken tijdens een openbare terechtzitting.