ECLI:NL:GHARL:2021:9266

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 oktober 2021
Publicatiedatum
4 oktober 2021
Zaaknummer
21-000675-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor openlijke geweldpleging, poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling na massale vechtpartij tussen twee families

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Gelderland. De verdachte was betrokken bij een massale vechtpartij op 16 september 2016 in Wageningen, waarbij verschillende wapens, waaronder een schep en voertuigen, werden gebruikt. De rechtbank had de verdachte veroordeeld voor openlijke geweldpleging, poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling, en hem een gevangenisstraf van vijftien maanden opgelegd. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van vijftien maanden, waarbij negen maanden voorwaardelijk zijn. Het hof oordeelde dat de verdachte een significante rol had gespeeld in de vechtpartij en dat zijn handelen een aanmerkelijke kans op de dood met zich meebracht. De verdediging voerde aan dat de verdachte handelde uit noodweer, maar het hof verwierp dit verweer, omdat de verdachte zelf de confrontatie had opgezocht. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schadevergoeding een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Het hof gelastte ook de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000675-18
Uitspraak d.d.: 5 oktober 2021
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 26 januari 2018 met parketnummer 05-720281-16 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 05-165044-14, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1972,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 18 juni 2020 en 21 september 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. M.W.G.J. IJsseldijk en door de raadsman van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en
[benadeelde 2] , mr. E.J.M.J. Damen, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank Gelderland heeft verdachte bij vonnis van 26 januari 2018 veroordeeld ter zake van openlijke geweldpleging met enig lichamelijk letsel ten gevolge, poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling, veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het (onder meer) tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
1.hij op of omstreeks 16 september 2016 te Wageningen openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Hollandseweg, in elk geval op of aan een openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 1] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 2] welk geweld bestond uit:
- het met een personenauto, zijnde een [auto 1] , inrijden op die [benadeelde 2] en/of inrijden op een personenauto, zijnde een [auto 2] en/of
- het met een personenauto, zijnde een [auto 1] , inrijden op die [benadeelde 1] en/of die [benadeelde 3] en/of
- het met een personenauto, zijnde een [auto 1] , inrijden op/botsen tegen de fiets van die [benadeelde 3] en/of
- het met een schep/spade althans een daarop gelijkend voorwerp, meerdere malen, althans eenmaal, slaan (in richting van) van die [benadeelde 2] en/of die [benadeelde 1] en/of
-
- het met een personenauto, zijnde een [auto 3] , meerdere malen, althans eenmaal, inrijden op die [benadeelde 1] en/of
- het met een (al dan niet metalen) honkbalknuppel/slagwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, meerdere malen, althans eenmaal, slaan op/tegen/in richting van het hoofd en/of het (boven)lichaam van die [benadeelde 2] en/of
- het met een (al dan niet metalen) slagwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, meerdere malen, althans eenmaal, slaan en/of zwaaien op/tegen/in richting van het hoofd en/of het lichaam van die [benadeelde 1] en/of
-
- het (met kracht) gooien van een fiets op/tegen/in de richting van die [benadeelde 1] , terwijl de door de verdachte gepleegde geweldshandeling(en) enig lichamelijk letsel, te weten (een) diepe snijwond(en) op de (linker) elleboog, althans de (linker) arm en/of (een) losse tand(en) en/of (een) striem(en) op de buik van die [benadeelde 2] en/of een gebroken middelvinger en/of een (diepe) snede in voornoemde middelvinger, althans in de hand(en) en/of op de arm(en) en/of de buik van die [benadeelde 1] ten gevolge heeft gehad;
2.hij op of omstreeks 16 september 2016 te Wageningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 1] opzettelijk van het leven te beroven door:
- met een door hem -verdachte- bestuurde [auto 1] met aanzienlijke snelheid, althans een (veel) te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse, inrijden op die [benadeelde 1] en/of op de [benadeelde 2] en/of op/tegen een auto waarin die [benadeelde 2] was gezeten en/of
- met een door hem -verdachte- bestuurde [auto 1] inrijden op (tegen de fiets van) die [benadeelde 3] en/of
- met een schep/spade, althans een daarop gelijkend scherp en/of snijdend voorwerp, meermalen, althans eenmaal, op/tegen/in richting van het hoofd en/of het lichaam van die
[benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] heeft geslagen en/of gezwaaid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 16 september 2016 te Wageningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen:
- met een door hem -verdachte- bestuurde [auto 1] met aanzienlijke snelheid, althans een (veel) te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse, inrijden op die [benadeelde 1] en/of op die [benadeelde 2] en/of op/tegen een auto waarin die [benadeelde 2] was gezeten en/of
- met een door hem -verdachte- bestuurde [auto 1] inrijden op (tegen de fiets van) die [benadeelde 3] en/of
- met een schep/spade, althans een daarop gelijkend scherp en/of snijdend voorwerp, meermalen, althans eenmaal, op/tegen/in richting van het hoofd en/of het lichaam van die
[benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] heeft geslagen en/of gezwaaid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden tot de bewezenverklaring van
feit 1 en feit 2 is gekomen en maakt de overwegingen van de rechtbank tot de zijne.
In hoger beroep heeft de raadsman met betrekking tot feit 1 nog aangevoerd dat
de geweldplegingen die de rechtbank bewezen acht, niet aan verdachte kunnen worden toegerekend omdat hij geen wezenlijke of significante bijdrage aan het geweld zou hebben geleverd en hij daar geen enkele invloed op heeft gehad.
Uit vaste jurisprudentie blijkt dat het voor een veroordeling ter zake van openlijke geweldpleging voldoende is dat verdachte deel heeft uitgemaakt van de groep en een bijdrage aan het geweld heeft geleverd. De rechtbank heeft in het vonnis de gronden weergegeven waarop het bewijs van het gezamenlijk optreden van de familie [achternaam 1] berust (pagina 5 van het vonnis, 2e alinea). Het hof verwerpt het verweer.
Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat de schep niet is onderzocht, zodat niet kan worden vastgesteld of de schep scherp genoeg was om iemand dodelijk te verwonden. Bovendien is er met de platte kant van de schep geslagen en is niet vastgesteld dat een dergelijke klap potentieel dodelijk kan zijn. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van poging tot doodslag.
Het hof is van oordeel dat met kracht uithalen met een metalen schep op of tegen het hoofd, ongeacht of dit met de platte kant van een schep of met de (botte) zijkant gebeurt, volgens algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans op de dood oplevert. Het hof verwerpt het verweer.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op
of omstreeks16 september 2016 te Wageningen openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Hollandseweg,
in elk geval op of aan een openbare weg,in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 1] en
/of [benadeelde 3] en/of[benadeelde 2] welk geweld bestond uit:
- het met een personenauto, zijnde een [auto 1] , inrijden op
die [benadeelde 2] en/of inrijden opeen personenauto, zijnde een [auto 2] en
/of
- het met een personenauto, zijnde een [auto 1] , inrijden op die [benadeelde 1] en/of die [benadeelde 3] en/of
- het met een personenauto, zijnde een [auto 1] , inrijden op/botsen tegen de fiets van die [benadeelde 3] en/of
- het met een schep
/spade althans een daarop gelijkend voorwerp, meerdere malen, althans eenmaal, slaan
(in richting van)van die [benadeelde 2] en
/ofdie [benadeelde 1] en
/of
- het met een personenauto, zijnde een [auto 3] ,
meerdere malen, althans eenmaal,inrijden op die [benadeelde 1] en
/of
- het met een
(al dan nietmetalen
)honkbalknuppel
/slagwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp,meerdere malen,
althans eenmaal,slaan
op/tegen/in richting van het hoofd en
/ofhet
(boven)lichaam van die [benadeelde 2] en
/of
- het met een
(al dan niet metalen)slagwapen,
althans een daarop gelijkend voorwerp, meerdere malen,
althans eenmaal,slaan en/of zwaaien op/tegen/in richting van het hoofd en
/ofhet lichaam van die [benadeelde 1] en
/of
- het (met kracht) gooien van een fiets
op/tegen/in de richting van die [benadeelde 1] ,
terwijl de door de verdachte gepleegde geweldshandeling
(en
)enig lichamelijk letsel, te weten
(een
)diepe snijwond
(en) )op de
(linker
)elleboog,
althans de (linker) arm en/of (een) losse tand(en) en/of (een) striem(en) op de buikvan die [benadeelde 2] en
/ofeen gebroken middelvinger en
/ofeen (diepe) snede in voornoemde middelvinger
, althans in de hand(en) en/of op de arm(en) en/of de buikvan die [benadeelde 1] ten gevolge heeft gehad;
2.
hij op
of omstreeks16 september 2016 te Wageningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of[benadeelde 1] opzettelijk van het leven te beroven door:
- met een door hem -verdachte- bestuurde [auto 1] met aanzienlijke snelheid, althans een (veel) te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse, inrijden op die [benadeelde 1] en/of op de [benadeelde 2] en/of op/tegen een auto waarin die [benadeelde 2] was gezeten en/of
- met een door hem -verdachte- bestuurde [auto 1] inrijden op (tegen de fiets van) die [benadeelde 3] en/of
- met een schep
/spade, althans een daarop gelijkend scherp en/of snijdend voorwerp,
meermalen, althans eenmaal,op/tegen/in richting van het hoofd en
/ofhet lichaam van die
[benadeelde 1]
en/of [benadeelde 2]heeft geslagen
en/of gezwaaid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en
/of
hij op
of omstreeks16 september 2016 te Wageningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde 2]
en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 1]opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door
- met een door hem -verdachte- bestuurde [auto 1] met aanzienlijke snelheid, althans een (veel) te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse, inrijden op die [benadeelde 1] en/of op die [benadeelde 2] en/of op/tegen een auto waarin die [benadeelde 2] was gezeten en/of
- met een door hem -verdachte- bestuurde [auto 1] inrijden op (tegen de fiets van) die [benadeelde 3] en/of
- met een schep
/spade,
althans een daarop gelijkend scherp en/of snijdend voorwerp, meermalen, althans eenmaal,op/tegen
/in richting van het hoofd en/ofhet lichaam van die
[benadeelde 1] en/of[benadeelde 2] heeft geslagen
en/of gezwaaid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen en personen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft en poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

De raadsman heeft betoogd dat verdachte een beroep op noodweer toekomt en dat hij daarom ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging.
Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte op drie momenten tijdens het gevecht is aangevallen door [benadeelde 1] en dat zijn handelen voldoet aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. [benadeelde 2] heeft verdachte en zijn zonen aangevallen met een mes. De raadsman heeft daarbij verwezen naar de verklaring van getuige [getuige] en een still van de camerabeelden op pagina 147. De rechtbank heeft het beroep op noodweer verworpen, omdat verdachte “de lont in het kruidvat” zou hebben gestoken door in te rijden op de [auto 2] . De Hoge Raad heeft echter in zijn overzichtsarrest van 22 maart 2016 onder het kopje ‘culpa in causa’ overwogen dat de gedragingen van verdachte die aan de wederrechtelijke aanranding zijn voorafgegaan, slechts onder bijzondere omstandigheden aan het slagen van een beroep op noodweer in de weg staan.
Het hof verwerpt het beroep op noodweer en overweegt daartoe als volgt.
De raadsman heeft betoogd dat verdachte het bewezenverklaarde geweld slechts heeft toegepast omdat hij zichzelf of zijn zonen moest beschermen tegen onmiddellijk dreigend gevaar. Daarbij is een aantal situaties uit de vechtpartij gelicht, waarin verdachte (wederrechtelijk) zou worden aangevallen. Naar het oordeel van het hof is de volgorde waarin de handelingen van verdachte en de slachtoffers zich hebben afgespeeld daarbij onjuist weergegeven. Verdachte en zijn familie hebben bewust de confrontatie met de familie [achternaam 2] opgezocht. Neef [naam] is vooraf telefonisch opgetrommeld om te komen helpen en verdachte is opzettelijk met zijn auto, nadat hij eerst in de richting van [benadeelde 3] is gereden en op het laatste moment afzwenkte, vol op de [auto 2] van [benadeelde 2] ingereden. Daarna zijn de leden van beide families slaags geraakt. Uit de camerabeelden blijkt het volgende: de zonen van verdachte staan op de motorkap van de auto van verdachte en schoppen en trappen naar de mensen die om de auto staan. Kort daarna is te zien dat de zonen rustig naast de auto lopen, maar dat verdachte [benadeelde 2] met de schep achtervolgt. Op datzelfde moment is te zien dat [achternaam 2] [naam] (met de lat in zijn hand) achtervolgt. Nadat verdachte [benadeelde 2] heeft geslagen, draait hij zich om en slaat met de schep in de richting van het hoofd van [achternaam 2] . Pas daarna wordt hij door [achternaam 2] belaagd. Er is naar het oordeel van het hof geen sprake van verdedigingshandelingen, verdachte noch zijn zonen verkeerden in onmiddellijk gevaar. Integendeel, het is verdachte die het slachtoffer met de schep achtervolgt en aanvalt. Nu er geen sprake is van verdedigingshandelingen kan een beroep op noodweer niet slagen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte een werkstraf zal worden opgelegd en, indien dat nodig wordt geacht, een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, zoals de reclassering in 2018 heeft geadviseerd. De raadsman heeft verder verzocht geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht.
Hij heeft daartoe aangevoerd dat de problematiek van verdachte de laatste maanden is verergerd, dat het om een oude zaak gaat en dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden. Het is onvoldoende om die overschrijding te compenseren met tien procent strafkorting. De gevolgen van de duur van de procedure zijn groot voor verdachte; hij is volledig ingestort. De reclassering heeft in 2018 geadviseerd om een bijzondere voorwaarde van behandeling aan de voorwaardelijke straf te verbinden. Verdachte zou baat hebben bij toezicht door de reclassering en het zou goed zijn als er hulp komt in het gezin, aldus de raadsman.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 13 maanden en 2 weken met aftrek zal worden opgelegd.
De advocaat-generaal heeft gesteld dat zij geen aanknopingspunten ziet om een andere straf op te leggen dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Verdachte was de grote aanstichter van de vechtpartij. Hij is met zijn gedrag alle perken te buiten gegaan en er dient een duidelijk signaal te worden afgegeven dat dit soort gedrag niet wordt getolereerd.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- het volgende.
De explosie van woede en geweld die verdachte tijdens de vechtpartij ten toon heeft gespreid, had evengoed een dodelijke afloop kunnen hebben. Verdachte heeft, slechts afgaande op geruchten, zijn gezin en andere familieleden betrokken bij een ruzie waarbij slagwapens, zoals een knuppel en een schep zijn gebruikt. Het incident speelde zich ook nog eens af in het volle zicht van de leerlingen van een middelbare school. Een strafoplegging zoals door de raadsman is bepleit, doet naar het oordeel van het hof geen recht aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten.
Na vergelijking met de strafoplegging in soortgelijke zaken, gelet op de rechterlijke oriëntatiepunten en met toepassing van artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht, wordt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijftien maanden genomen met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het hof zal echter ook rekening houden met de door de verdediging aangevoerde persoonlijke omstandigheden van verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn.
Verdachte heeft op 1 februari 2018 hoger beroep tegen het (tijdig gewezen) vonnis ingesteld. Zelfs als in aanmerking wordt genomen dat nog een getuige is gehoord door de raadsheer-commissaris en dat de coronamaatregelen de behandeling hebben vertraagd, is er sprake van een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep. Het hof ziet voldoende aanleiding om een deel (negen maanden) van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, met een proeftijd van een jaar. Uit het reclasseringsrapport van 17 juni 2021 (opgemaakt in een andere zaak) blijkt dat de reclassering geen noodzaak of mogelijkheden ziet om door interventies of toezicht het gedrag van verdachte te veranderen. Het hof zal daarom geen bijzondere voorwaarden verbinden aan de voorwaardelijke straf.
Verder heeft het hof gelet op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte recent weliswaar is vervolgd voor onder meer bedreiging en wederspannigheid, maar door de politierechter is ontslagen van alle rechtsvervolging.
Alles afwegend is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van
vijftien maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk met een proeftijd van een jaar en met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is.
Het hof ziet, anders dan de advocaat-generaal, geen aanleiding om in deze zaak, waarin de voorlopige hechtenis is geschorst, het geschorste bevel op te heffen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.773,29. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 4.131,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.

Beoordeling van de vorderingen

De vechtpartij tussen de twee families heeft bij verschillende deelnemers letsel veroorzaakt.
Daarbij kan niet voorbij worden gegaan aan de rol die de familie [achternaam 2] zelf in het geheel heeft gespeeld en met name in de escalatie van de ruzie. Bij het vaststellen van de schade van de benadeelde partijen dient daarom rekening te worden gehouden met enige mate van medeschuld. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat behandeling van de vorderingen daardoor een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partijen kunnen daarom thans niet in hun vorderingen worden ontvangen en kunnen hun vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van
30 september 2014 door de politierechter in de rechtbank Arnhem opgelegde voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 30 uren, bij niet voldoen te vervangen door 15 dagen hechtenis, parketnummer 05-165044-14. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 55, 141, 287 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan;
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden;
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
9 (negen) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Arnhem van 30 september 2014, parketnummer
05-165044-14, te weten van:
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis;
Wijst af de vordering tot opheffing van het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. M.J. Vos, voorzitter,
mr. D. Visser en mr. R.R.H. Laurens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.E. Versloot, griffier,
en op 5 oktober 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.