Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
3.Beslissing
13 september 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 september 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal en het hof had een bijzondere voorwaarde opgelegd die inhield dat de veroordeelde verplicht was om toestemming te geven voor het raadplegen van alle door de reclassering noodzakelijk geachte referenten. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van deze bijzondere voorwaarde. De Hoge Raad heeft in zijn overwegingen de relevante wetgeving en eerdere uitspraken herhaald, waarbij het belang van voldoende precisie in de formulering van gedragsvoorwaarden werd benadrukt. De Hoge Raad oordeelde dat de door het hof gestelde bijzondere voorwaarde niet voldeed aan de eisen van artikel 14c lid 2, onder 14°, van het Wetboek van Strafrecht, omdat het hof niet had verduidelijkt hoe deze voorwaarde zich verhoudt tot andere voorwaarden en niet duidelijk had gemaakt wie als referenten konden worden aangemerkt. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar alleen wat betreft deze bijzondere voorwaarde, en het beroep voor het overige verworpen.