ECLI:NL:HR:2022:117

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 februari 2022
Publicatiedatum
3 februari 2022
Zaaknummer
20/01905
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurders- en aandeelhoudersaansprakelijkheid bij onrechtmatige dividenduitkeringen

In deze zaak hebben HHI c.s. cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 maart 2020. De eisers, bestaande uit Harlingen Holdings Industries B.V. en twee andere natuurlijke personen, zijn vertegenwoordigd door advocaat B.I. Kraaipoel en G.M. van de Vuurst. De curator, Dominicus Cornelis Poiesz, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Welsec Schilders- en Classificeerbedrijf B.V., is niet verschenen in de procedure. De Hoge Raad heeft de klachten van HHI c.s. over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen en HHI c.s. veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de curator zijn begroot op nihil. Dit arrest is gewezen op 4 februari 2022 en openbaar uitgesproken door raadsheer H.M. Wattendorff.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/01905
Datum4 februari 2022
ARREST
In de zaak van
1. HARLINGEN HOLDINGS INDUSTRIES B.V.,
gevestigd te Sneek,
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats],
3. [eiser 3],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
hierna gezamenlijk: HHI c.s.,
advocaat: B.I. Kraaipoel,
tegen
Dominicus Cornelis POIESZ, in zijn hoedanigheid van curator in het
faillissement van WELSEC SCHILDERS- EN CLASSIFICEERBEDRIJF B.V.,
kantoorhoudende te Sneek,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de curator,
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
het vonnis in de zaak C/17/132632 / HA ZA 14-59 van de rechtbank Noord-Nederland van 19 juli 2017;
de arresten in de zaak 200.226.616/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 8 oktober 2019 en 24 maart 2020.
HHI c.s. hebben tegen het arrest van het hof van 24 maart 2020 beroep in cassatie ingesteld.
Tegen de curator is verstek verleend.
De zaak is voor HHI c.s. toegelicht door hun advocaat en mede door G.M. van de Vuurst.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.F. Assink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt HHI c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de curator begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.E. du Perron, als voorzitter, C.H. Sieburgh, A.E.B. ter Heide, F.R. Salomons en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
4 februari 2022.