Uitspraak
1.Geding in cassatie
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2.Beoordeling van de middelen
Belanghebbende heeft op 28 augustus 2017 op aangifte een bedrag aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen voldaan. De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het tegen die voldoening gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
De Rechtbank heeft het tegen de uitspraak van de Inspecteur ingestelde beroep bij uitspraak van 8 mei 2019 ongegrond verklaard.
Vanwege de gegrondverklaring van het hoger beroep en de vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank heeft het Hof de Inspecteur op de voet van artikel 8:75 Awb veroordeeld in de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand die belanghebbende heeft gemaakt voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep.
Het standpunt van belanghebbende dat in deze procedure moet worden uitgegaan van de waarde per punt die is vermeld in punt 2 van onderdeel B1 van de bijlage van het Besluit, heeft het Hof verworpen.
Gelet op artikel VI van de Ministeriële regeling van 19 november 2021 [2] en de daarop gegeven toelichting moeten die proceskosten worden berekend naar de waarde per punt zoals deze ten tijde van het wijzen van dit arrest geldt, dat wil zeggen naar een waarde per punt van € 759.