Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
13 september 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 september 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, dat op 10 maart 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1951, was betrokken bij een strafzaak waarin hij werd beschuldigd van het dwingen van een stagiair om ontslag te nemen bij zijn beveiligingsbedrijf door middel van bedreiging met smaad, zoals vastgelegd in artikel 284.1.2 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaten J.S. Nan en N. Gonzalez Bos een cassatiemiddel hebben voorgesteld. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geen motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het gerechtshof in stand blijft.