In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], beroep in cassatie ingesteld tegen de arresten van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 25 juni 2019 en 22 december 2020. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat H. Boom, heeft de Hoge Raad verzocht om de eerdere uitspraken te herzien. De verweerder, ASR Schadeverzekering N.V., vertegenwoordigd door advocaat L.V. van Gardingen en C. Sprik, heeft een verweerschrift ingediend met het verzoek om het cassatieberoep te verwerpen. De Advocaat-Generaal T. Hartlief heeft in zijn conclusie eveneens geadviseerd om het cassatieberoep te verwerpen.
De Hoge Raad heeft het procesverloop in feitelijke instanties in acht genomen, waarbij verwezen wordt naar eerdere vonnissen van de rechtbank Midden-Nederland en arresten van het gerechtshof. De Hoge Raad heeft de klachten van eiser over de arresten van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de eerdere arresten. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van eiser verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 7.086,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan. Het arrest is uitgesproken op 15 juli 2022 door de raadsheren C.E. du Perron, F.R. Salomons, K. Teuben en H.M. Wattendorff.