ECLI:NL:HR:2022:1047

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
7 juli 2022
Zaaknummer
22/00300
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2022 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie ingesteld door A.F.M.J. Verhoeven. Het beroep was gericht tegen een uitspraak op verzet van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 december 2021, die op haar beurt weer betrekking had op een eerdere uitspraak van dat hof van 21 juli 2020. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de griffier van de Hoge Raad de indiener van het beroepschrift op 2 maart 2022 heeft gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken heeft gesteld voor de betaling daarvan. Ondanks dat de brief volgens Track&Trace is afgeleverd, is het griffierecht niet voldaan. Op 5 april 2022 heeft de griffier een bericht geplaatst in het digitale dossier, waarin de indiener in de gelegenheid werd gesteld om te verklaren waarom het griffierecht niet was betaald. De Hoge Raad concludeert dat de indiener dit bericht heeft ontvangen, maar geen gebruik heeft gemaakt van de geboden gelegenheid. Gelet op artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer22/00300
Datum8 juli 2022
ARREST
op het door A.F.M.J. Verhoeven te Westerhoven ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak op verzet van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 december 2021, nrs. 19/01571 tot en met 19/01573 [1] , tegen de uitspraak van dat gerechtshof van 21 juli 2020.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener van het beroepschrift bij aangetekende brief van 2 maart 2022 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling daarvan een termijn van vier weken gesteld. Deze brief is volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL afgeleverd op het door de indiener van het beroepschrift opgegeven adres. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft op 5 april 2022 een bericht geplaatst in het onder zaaknummer 22/00300 aangemaakte digitale dossier waarbij de indiener in de gelegenheid is gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet is betaald. Van de plaatsing van het hiervoor vermelde bericht in het onder zaaknummer 22/00300 aangemaakte digitale dossier is eveneens op 5 april 2022 een notificatie verzonden naar het door de indiener van het beroepschrift voor dit doel opgegeven e-mailadres. Op grond hiervan neemt de Hoge Raad aan dat de indiener van het beroepschrift dit bericht heeft ontvangen, en wel, gelet op artikel 8:36c, lid 2, Awb, op 5 april 2022. De indiener heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Het beroep in cassatie moet daarom op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb niet ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en J.A.R. van Eijsden, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2022.