In deze zaak heeft Evides N.V. cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 19 januari 2021. De zaak betreft een onrechtmatige daad waarbij schade aan een waterleiding is ontstaan door boorwerkzaamheden. Evides, de eiseres tot cassatie, heeft de schade begroot en stelt dat de door de schadeplichtige partij opgestelde tegenbegroting niet correct is. De Hoge Raad heeft de klachten van Evides over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van Evides verworpen en de kosten van het geding in cassatie aan Evides opgelegd. De kosten zijn begroot op € 916,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris aan de zijde van de verweerster. Dit arrest is gewezen door de vicepresident en een aantal raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 8 juli 2022.