ECLI:NL:HR:2022:103
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens gebrek aan gronden
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 januari 2022 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende, vertegenwoordigd door A. Bakker, tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 augustus 2021. Het beroep in cassatie was ingediend onder nummer 21/04167. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift niet voldeed aan de eisen van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het geen gronden van het beroep bevatte.
De griffier van de Hoge Raad heeft op 14 oktober 2021 een bericht in het digitale dossier van belanghebbende geplaatst, waarin belanghebbende de gelegenheid kreeg om het verzuim binnen zes weken te herstellen. Deze termijn eindigde op 25 november 2021. De Hoge Raad ging ervan uit dat belanghebbende het bericht op 14 oktober 2021 had ontvangen, conform artikel 8:36c, lid 2, Awb.
Aangezien belanghebbende het verzuim niet heeft hersteld, heeft de Hoge Raad op basis van artikel 6:6 Awb het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Het arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, en is openbaar uitgesproken op 28 januari 2022.