ECLI:NL:HR:2022:1020

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juli 2022
Publicatiedatum
5 juli 2022
Zaaknummer
21/03678
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over TBS-oplegging na gewapende woningoverval met diefstal van bitcoinminers

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, dat op 30 augustus 2021 is gewezen. De verdachte, geboren in 1997, was betrokken bij een gewapende woningoverval in Sint Oedenrode in 2018, waarbij onder andere twee bitcoinminers zijn weggenomen. De verdachte is veroordeeld voor medeplegen van diefstal met bedreiging met geweld en het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III. De rechtbank heeft ter zake van deze feiten TBS met dwangverpleging opgelegd.

De Hoge Raad heeft in deze cassatiezaak de motiveringsklachten van de verdachte beoordeeld, met name of het hof terecht heeft geoordeeld dat TBS met dwangverpleging noodzakelijk was. De Hoge Raad heeft zich ook gebogen over de vraag of de TBS-oplegging is gedaan ten aanzien van een geweldsmisdrijf, zoals bedoeld in de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet op de rechterlijke organisatie.

Daarnaast is er een voorwaardelijk verzoek gedaan om twee gedragsdeskundigen te horen, wat door het hof is afgewezen. De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak aangegeven dat de klachten over de uitspraak van het hof niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/03678
Datum12 juli 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 30 augustus 2021, nummer 23-003997-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft N. van Schaik, advocaat te Utrecht, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
12 juli 2022.