Volgens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 19 juni 2020 heeft de raadsvrouw van de verdachte daar het woord gevoerd overeenkomstig de pleitnota die aan het proces-verbaal is gehecht. Deze pleitnota houdt, voor zover voor de beoordeling van het cassatiemiddel van belang, het volgende in:
“Op 16 mei 2018 is [verdachte] aangehouden met in zijn auto een geldbedrag van € 30.000,-. [verdachte] heeft dit geld in Parijs ontvangen van zijn neef [betrokkene 1], die het op zijn beurt had ontvangen van de heer [betrokkene 2].
[betrokkene 2] heeft in Suriname een goudbedrijf.
Mr Roethof heeft [betrokkene 2] in Suriname gesproken. Bij die gelegenheid heeft [betrokkene 2] papieren afgegeven aan Mr Roethof om aan te tonen dat hij in de goudhandel zit. Mr Roethof heeft verkregen:
- Een vergunning om goud te delven
- Kopie ID kaart van de persoon op de vergunning
- Kopie van een bon van het bedrijf dat goud opkoopt
Mr Roethof heeft deze stukken meegenomen naar de zitting op 21 februari 2019 en overhandigd aan de Rechtbank te Amsterdam.
Uit het proces-verbaal van de zitting blijkt ook dat Mr Roethof de stukken heeft overhandigd: “Ik geef u wat ik heb gekregen (...)”
[verdachte] was verbolgen dat deze stukken eerst op de zitting aan de Rechtbank zijn overhandigd en over het feit dat hij is veroordeeld.
[verdachte] vindt de veroordeling niet terecht: hij heeft geen gelden waarvan hij wist dat deze – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren van een misdrijf voorhanden gehad.
[verdachte] wil in hoger beroep. Op 13 maart 2019 wordt hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van 7 maart 2019.
[verdachte] wendt zich tot ondergetekende en geeft aan dat hij het niet eens is met het vonnis, omdat hij bewijsstukken van de goudhandel heeft doen overhandigen. (...)
[verdachte] kan de herkomst van de gelden verantwoorden.
(...)
De verdediging wijst in dit verband naar het toetsingskader witwassen:
1- Is er sprake van een vermoeden van witwassen
2- Van de verdachte mag een verklaring worden verlangd voor de herkomst van het geld. De verklaring moet min of meer verifieerbaar zijn.
De verklaring van [verdachte] is verifieerbaar. De begin van aannemelijkheid van zijn verklaring wordt gedragen door de door hem overgelegde bescheiden. Nu deze bescheiden in het ongerede zijn geraakt is de basis wankel geworden. Dat de bewijspositie van [verdachte] is benadeeld kan niet voor zijn rekening en verantwoording komen.
(...)
[verdachte] kan dit aan de eigenaar van het geld ook niet uitleggen. [betrokkene 2] heeft met Mr Roethof in Suriname gesproken en documenten overhandigd. Aan Mr Roethof is betaald voor het bewerkstelligen tot teruggave van de in beslag genomen gelden.
Vervolgens heeft Mr Roethof de documenten niet meer, de Rechtbank de documenten niet meer en komt het geld niet terug.
[betrokkene 2] vertrouwt [verdachte] niet meer: hij denkt dat Mr Roethof met de gerechtelijke autoriteiten onderling afspraken hebben gemaakt om het geld achter te houden.
De relatie tussen [betrokkene 2] en [verdachte] bereikt een dieptepunt. [betrokkene 2] wil niets meer met [verdachte] te maken hebben.
Desondanks, na gisteren gebeld te zijn door de Advocaat Generaal over de vraag wat de inhoud van het appel is, heb ik nogmaals [verdachte] gevraagd [betrokkene 2] te verzoeken zijn medewerking te verlenen aan de zaak. Om op zijn minst een schriftelijke verklaring te verkrijgen over de gang van zaken rondom de overdracht van het geld. Dit is geschied. Op 18 juni 2020 heeft [betrokkene 2] via ‘whats’app’ naar [verdachte] het navolgende bericht gestuurd (prod. 3):
Hierbij ondergetende. [betrokkene 2] id [001] .geboren in het [geboorteplaats] .wonende aan de [a-straat 1] te [plaats]. Heb ik aan [betrokkene 1],mijn neef een bedr van € 30000 ,om te geven aan [verdachte].
Met dit geld moest [verdachte] een graafmachine voor mij kopen,[betrokkene 1] reisde via fransguyana naar parijs,daar heeft hij het geld gegeven aan [verdachte].Dit verhaal heb ik meerdere malen aan de advocaten roethof en Aalmoes verteld tijdens ons ontmoetingen ik ben een gouddelvel. Ik werk met graafmachine. Ze moeten moeite maken om me geld terug in handen te krijgen.
Gelet op deze mededelingen verzoekt de verdediging subsidiair om [betrokkene 2] als getuige te mogen horen.
(...)
Als de Rechtbank aanneemt dat de familie van [verdachte] daadwerkelijk werkzaam is in de goudhandel, dan is de stap naar de legale herkomst van het geld ook gemaakt.
Het rapport heb ik overlegd. Dan kunt u de kaart van Suriname zien en de locaties waar de goudmijnen liggen. Die liggen ver van de stad.
De economische activiteiten rondom de goudmijnen kennen uitsluitend een contante geldtransactie. Stroom is er niet in het binnenland. Bankrekeningen en geldautomaten zijn ondenkbaar.
Hoe moet dan een graafmachine worden aangeschaft?
Ik leg over mijn aantekeningen met [betrokkene 2] in januari 2019 in Suriname.
Hij heeft aangegeven nodig te hebben een Hitachi 215 graafmachine. Ik heb op internet gekeken. Op diverse sites worden graafmachines te koop aangeboden.
Opvallend is dat dit over geheel Europa is.
(...)
Bezien wij de aanschafprijs en dan rekening houdend met de transportkosten, dan is een bedrag van € 30.000,-- alleszins redelijk.
Dat [verdachte] ten tijde van de zitting niet direct de naam van het bedrijf kon noemen alwaar hij de graafmachine zou aankopen is niet een verdachte omstandigheid. Hij hoeft maar op google te kijken en er zijn tientallen graafmachines te vinden.
[verdachte] heeft voor verscheping ervaring met http://www.baankshipping.com/ die de graafmachine ophaalt en in een container naar Suriname vervoert.
De overwegingen van de Rechtbank dat het niet gangbaar is in het normale economische verkeer en dat het aanzienlijke veiligheidsrisico’s met zich brengt om contant geld te vervoeren is een aanname die niet kan zien op gouddelving en het doen van transacties vanuit Suriname, meer nog vanuit het binnenland van Suriname met Europa.
De Surinaamse Dollar heeft geen gangbare koers, buitenlandse transacties moeten met euro’s of dollars en gelet op de deviezenregeling is het nagenoeg onmogelijk om buiten Suriname in euro’s of dollars te betalen.
Een veiligheidsrisico is er juist veel minder door het contant meenemen van het geld.
De zaak tegen [verdachte] was gestart op basis van een verdovende middelen onderzoek dat al op 30 oktober 2017 was gestart. Er is de nodige informatie verzameld over [verdachte] en men dacht dat toen hij op 16 mei 2017 ging rijden, hij verdovende middelen ging ophalen. Niets bleek minder waar.
[verdachte] is niet vervolgd voor de opiumwet, eenvoudig omdat een relatie met verdovende middelen niet kan worden aangetoond.
De woning waarin weegschalen waren aangetroffen, werd niet door [verdachte] bewoond.
Ook de tapgesprekken zijn niet dragend, want deze zien niet op handel in verdovende middelen en bevatten veel omissies; deze zijn vertaald door een tolk die niet het Aucaans spreekt wat cliënt wel spreekt.
In een uitspraak van uw Hof (Amsterdam, LJN BL 8048, 11-02-2010 ) ten aanzien van een drugskoerier is overwogen
‘dat het handelen met een besef van een aanmerkelijk drugsrisico nog geen aanvaarding van de aanmerkelijke kans daarop impliceert’.
In genoemde zaak stelt het Hof dat van suspecte omstandigheden in die zaak geen sprake was, omdat.
- de verdachte de knollen had gekregen van zijn geliefde
- hij niets ongebruikelijks heeft gezien
- hij geen vergoeding kreeg
Dat is in de onderhavige zaak hetzelfde:
- [verdachte] heeft het geld niet verborgen
- [verdachte] kent de herkomst van het geld en dat is voor hem een betrouwbare herkomst
- [verdachte] kreeg er geen vergoeding voor.
(…)
Ik verzoek u cliënt vrij te spreken omdat niet wist dat het geldbedrag van misdrijf – (on)middellijk – afkomstig was, ergo cliënt stelt dat het geldbedrag juist niet van misdrijf afkomstig is.”