ECLI:NL:HR:2021:989

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 juni 2021
Publicatiedatum
24 juni 2021
Zaaknummer
19/02986
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende hechtenis die de duur van niet tenuitvoergelegde vrijheidsstraf overstijgt

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 juni 2021 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte had beroep ingesteld tegen de beslissing van het hof, dat eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraffen omzette in taakstraffen, met daarbij de oplegging van vervangende hechtenis. Het hof had de vervangende hechtenis vastgesteld op een duur die de niet tenuitvoergelegde vrijheidsstraffen overstijgt, wat in strijd is met de wet. De Hoge Raad oordeelde dat de rechter niet de bevoegdheid heeft om een vervangende hechtenis op te leggen die langer is dan de niet tenuitvoergelegde straf. De Hoge Raad heeft de duur van de vervangende hechtenis zelf verminderd, waarbij de vervangende hechtenis in de zaak met parketnummer 16-114064-14 op drie dagen werd vastgesteld en in de zaak met parketnummer 01-263801-14 op één week. Tevens werd opgemerkt dat het opleggen van een te lange vervangende hechtenis een onmiddellijk kenbare fout is die door de rechter kan worden hersteld. De Hoge Raad concludeerde dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden, maar verbond hieraan geen verdere rechtsgevolgen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/02986
Datum29 juni 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 19 juni 2019, nummer 20-002365-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft H.M.W. Daamen, advocaat te Maastricht, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van elke bij de aan de verdachte opgelegde taakstraf bevolen vervangende hechtenis, te dien aanzien tot zodanige op artikel 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de toewijzing van twee vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen, nu telkens de door het hof bevolen vervangende hechtenis de duur van de niet tenuitvoergelegde vrijheidsstraffen overstijgt.
2.2
Het hof heeft ten aanzien van de vorderingen tot tenuitvoerlegging het volgende beslist:
“Gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht van 1 september 2014 met parketnummer 16-114064-14, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 3 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, een taakstraf voor de duur van 12 (twaalf) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis.
Gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, locatie 's-Hertogenbosch van 17 augustus 2016 met parketnummer 01-263801-14, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 1 week voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, een taakstraf voor de duur van 30 (dertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis.”
2.3
Bij de beoordeling van het cassatiemiddel zijn de volgende wettelijke bepalingen van belang:
- artikel 14g leden 1 en 2 (oud) van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr):
“1. Indien enige gestelde voorwaarde niet wordt nageleefd kan de rechter, na ontvangst van een vordering van het openbaar ministerie en onverminderd het bepaalde in artikel 14f,
1°. gelasten dat de niet tenuitvoergelegde straf alsnog zal worden tenuitvoergelegd;
2°. al of niet onder instandhouding of wijziging van de voorwaarden gelasten dat een gedeelte van de niet tenuitvoergelegde straf alsnog zal worden tenuitvoergelegd.
2. In plaats van een last tot tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf te geven kan de rechter een taakstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel a, onder 3°, gelasten. De artikelen 22b tot en met 22k zijn van overeenkomstige toepassing.”
- artikel 22d leden 1, 2 en 3 Sr:
“1. In het vonnis waarbij taakstraf wordt opgelegd, beveelt de rechter, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast.
2. De duur van de vervangende hechtenis wordt in gehele dagen, weken of maanden vastgesteld.
3. De vervangende hechtenis beloopt ten minste één dag en ten hoogste vier maanden. Voor elke twee uren van de taakstraf wordt niet meer dan één dag opgelegd.”
2.4
Op grond van artikel 14g lid 1 (oud) Sr kan de rechter gelasten dat de niet tenuitvoergelegde vrijheidsstraf alsnog geheel of gedeeltelijk zal worden tenuitvoergelegd. De wet voorziet niet in de mogelijkheid dat de rechter zal gelasten dat een vrijheidsstraf zal worden tenuitvoergelegd die van langere duur is dan de niet tenuitvoergelegde straf. Een redelijke wetsuitleg brengt mee dat het de rechter evenmin vrij staat om, indien hij ter vervanging van een vrijheidsstraf een taakstraf gelast, een vervangende hechtenis op te leggen die de duur van de niet tenuitvoergelegde vrijheidsstraf overstijgt (vgl. HR 5 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:834).
2.5
Hieruit volgt dat het cassatiemiddel terecht is voorgesteld. De Hoge Raad zal zelf de duur van de vervangende hechtenis aldus verminderen dat deze in de zaak met parketnummer 16-114064-14 drie dagen beloopt en deze in de zaak met parketnummer 01-263801-14 één week beloopt.
2.6
Opmerking verdient nog het volgende. Het opleggen van een vervangende hechtenis die de duur van de niet tenuitvoergelegde vrijheidsstraf overstijgt vormt een onmiddellijk kenbare fout die zich voor eenvoudig herstel leent door de rechter(s) die op de zaak heeft/hebben gezeten overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn arresten van 6 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BJ7243 en 12 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW1478. Deze wijze van herstel verdient de voorkeur, omdat daardoor ondubbelzinnig duidelijkheid komt te bestaan omtrent de voor tenuitvoerlegging vatbare strafoplegging. (Vgl. HR 5 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:834.)

3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. In het licht van de opgelegde geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van acht weken zal de Hoge Raad volstaan met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden, en is er geen aanleiding om aan dat oordeel enig ander rechtsgevolg te verbinden.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de telkens bij de aan de verdachte opgelegde taakstraffen bevolen vervangende hechtenis;
- beveelt dat de vervangende hechtenis in de zaak met parketnummer 16-114064-14 drie dagen beloopt en dat de vervangende hechtenis in de zaak met parketnummer 01263801-14 één week beloopt;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
29 juni 2021.