ECLI:NL:HR:2021:971
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak van de Rechtbank Gelderland inzake belastingkwesties
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 juni 2021 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, vertegenwoordigd door G.H.J. Broshuis, tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep was gericht tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 2 juli 2020, met nummer AWB 19/5442, die op haar beurt weer betrekking had op een verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank van 12 november 2019. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van de eerdere uitspraak van de Rechtbank. De Hoge Raad heeft in dit geval geen verdere motivering hoeven geven, aangezien de klachten niet relevant waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook de proceskosten in deze zaak beoordeeld en zag geen aanleiding om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Deze uitspraak is gedaan door de raadsheer M.A. Fierstra als voorzitter, samen met de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q Beukers-van Dooren, en is openbaar uitgesproken op 18 juni 2021.