ECLI:NL:HR:2021:970
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba inzake belastingaanslagen voor het jaar 2013
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 juni 2021 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] te [Z] tegen de Minister van Financiën van Aruba. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, die op 24 maart 2020 had plaatsgevonden. De zaak betreft de aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de premieheffing AOV, AWW en AZV voor het jaar 2013.
Belanghebbende, vertegenwoordigd door J.P. Ruiter en M. Rangel, heeft een middel aangevoerd tegen de uitspraak van het Hof. De Minister van Financiën van Aruba, vertegenwoordigd door A.T. Geerman-Giel, heeft een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet kan leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.A. Fierstra als voorzitter, samen met de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, en is openbaar uitgesproken op 18 juni 2021.