ECLI:NL:HR:2021:96
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard in belastingzaak gemeente Amsterdam
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 januari 2021 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] te [Z] tegen het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Amsterdam. Het cassatieberoep was gericht tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 11 juni 2020, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Amsterdam werd behandeld. De zaak betreft de beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2017 met betrekking tot de onroerende zaak gelegen aan [a-straat 1] te [Z].
De Hoge Raad heeft het middel dat door de belanghebbende was ingediend, beoordeeld en kwam tot de conclusie dat het cassatieberoep duidelijk niet kon slagen. De procureur-generaal bij de Hoge Raad had de gelegenheid gekregen om een advies uit te brengen over de ontvankelijkheid van het beroep. Gezien de omstandigheden heeft de Hoge Raad besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals toegestaan onder artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en is genomen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.