Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
4.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
5.Beslissing
15 juni 2021.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de klaagster tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam. De klaagster had een klaagschrift ingediend met betrekking tot de inbeslagname van verschillende voorwerpen, waaronder een auto, die onder haar vriend waren in beslag genomen in verband met een verdenking van witwassen. De Hoge Raad heeft op 15 juni 2021 geoordeeld dat het cassatieberoep van de klaagster niet-ontvankelijk is voor zover dit betrekking heeft op de inbeslaggenomen voorwerpen die verbeurd zijn verklaard in de strafzaak tegen haar vriend. De Hoge Raad oordeelt dat de klaagster niet kan worden ontvangen in haar cassatieberoep, omdat de verbeurdverklaring van de voorwerpen in de strafzaak tegen haar vriend een belemmering vormt voor haar beroep. Daarnaast is de auto inmiddels teruggegeven aan de rechthebbende, waardoor het beslag op de auto is beëindigd. Dit betekent dat de klaagster ook in zoverre niet kan worden ontvangen in haar cassatieberoep, aangezien zij niet de beslagene is. De Hoge Raad heeft de klachten van de klaagster over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld, maar deze kunnen niet leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren voor de inbeslaggenomen voorwerpen en het beroep voor het overige te verwerpen.