ECLI:NL:HR:2021:917
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft D.A.N. Bartels te Utrecht beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 juli 2020, met nummer 19/00313. Dit beroep was gericht tegen een eerdere uitspraak van het Hof van 24 september 2019. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het cassatieberoep is ingediend door een beroepsmatig optredende rechtsbijstandverlener namens [X] te [Z]. Het beroepschrift is op 1 september 2020 ontvangen door de Hoge Raad.
De Hoge Raad heeft beoordeeld of het beroep in cassatie ontvankelijk was. Volgens artikel 1 van het Besluit van 6 maart 2019 is een beroepsmatig optredende rechtsbijstandverlener verplicht om digitaal te procederen wanneer het beroep in cassatie is gericht tegen een uitspraak die op of na 15 april 2020 is bekendgemaakt. Aangezien dit in deze zaak het geval was, had het beroepschrift digitaal ingediend moeten worden via het webportaal van de Hoge Raad. De griffier heeft de indiener op 17 november 2020 verzocht om het beroepschrift binnen zes weken digitaal in te dienen, maar de indiener heeft hier geen gevolg aan gegeven.
Op basis van artikel 8:36a, lid 5, van de Algemene wet bestuursrecht heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 11 juni 2021.