ECLI:NL:HR:2021:916
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet digitale indiening
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juni 2021 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van D.A.N. Bartels, dat was ingediend tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 juli 2020. Het beroep in cassatie was gericht tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift in cassatie niet op de juiste wijze was ingediend. Volgens de geldende regelgeving was de indiener, een beroepsmatig optredende rechtsbijstandverlener, verplicht om het beroepschrift digitaal in te dienen, aangezien de uitspraak waartegen het beroep was ingesteld na 15 april 2020 was bekendgemaakt. De indiener heeft echter geen gevolg gegeven aan een verzoek van de griffier van de Hoge Raad om het beroepschrift alsnog digitaal in te dienen. Hierdoor heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren, met toepassing van artikel 8:36a, lid 5, van de Algemene wet bestuursrecht. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen.