ECLI:NL:HR:2021:915
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet digitale indiening
In deze zaak heeft D.A.N. Bartels te Utrecht beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 30 juni 2020, nr. 19/00552, die betrekking had op een verzet tegen een eerdere uitspraak van het Hof van 22 oktober 2019. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift in cassatie is ingediend door een beroepsmatig optredende rechtsbijstandverlener namens [X] te [Z], Verenigde Staten van Amerika. Het beroepschrift is op 24 juli 2020 door de Hoge Raad ontvangen.
De Hoge Raad heeft beoordeeld of het beroep in cassatie ontvankelijk was. Volgens artikel 1 van het Besluit van 6 maart 2019 is een beroepsmatig optredende rechtsbijstandverlener verplicht digitaal te procederen wanneer het beroep in cassatie is gericht tegen een uitspraak die op of na 15 april 2020 is bekendgemaakt. Aangezien dit in deze zaak het geval was, had het beroepschrift digitaal via het webportaal van de Hoge Raad ingediend moeten worden. De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener op 19 november 2020 verzocht om het beroepschrift binnen zes weken digitaal in te dienen, maar de indiener heeft hieraan geen gevolg gegeven.
Op basis van artikel 8:36a, lid 5, van de Algemene wet bestuursrecht heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 11 juni 2021.