Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
6 juli 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 juli 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, dat op 17 september 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1988, was in hoger beroep veroordeeld voor het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III en munitie, alsook voor het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne. De verdediging stelde dat de veiligheidsfouillering onrechtmatig was, maar de Hoge Raad oordeelde dat de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak. De advocaat-generaal, P.C. Vegter, had geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geen motivering hoeven geven, omdat de klachten niet relevant waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bepaald in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verdachte.