In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1988 en thans gedetineerd, was op 9 oktober 2018 in Amsterdam aangehouden tijdens een verkeerscontrole. Bij deze controle kon hij geen identiteitsbewijs tonen, wat leidde tot een veiligheidsfouillering. De politie had de verdachte geregistreerd als vuurwapengevaarlijk, wat hen in redelijkheid deed besluiten tot de fouillering. Tijdens deze fouillering werd cocaïne en een revolver aangetroffen. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en het bezit van cocaïne. Het hof oordeelde dat de fouillering rechtmatig was en verwierp het verweer van de verdediging dat de bewijsmiddelen uitgesloten moesten worden. Het hof achtte de verdachte schuldig aan de tenlastelegging en legde een gevangenisstraf van acht maanden op, met aftrek van voorarrest. Tevens werd de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toegewezen, waardoor de verdachte nog 369 dagen gevangenisstraf moest ondergaan. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte, die eerder al veroordeeld was voor vergelijkbare strafbare feiten.