Uitspraak
gevestigd te Amsterdam,
gevestigd te Amsterdam,
2.Uitgangspunten en feiten
MTM waarde van Transacties
interest rate swap, een
supercollaren een
participating cap, ook aangeduid als winstdelend renteplafond) die CIA zou kunnen afsluiten. In het bij de e-mail gevoegde “Rente Risico Management voorstel” is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
Oplossing
participating cap(hierna ook: het rentederivaat).
participating capafgesloten met ingang van 1 september 2008 voor de looptijd van tien jaar. De kenmerkende eigenschap van het rentederivaat is dat het een combinatie is van een renteswap (50%) en een rentecap (50%). Dit betekent dat CIA voor de helft van de hoofdsom (oplopend van € 18,44 miljoen bij aanvang tot € 41 miljoen vanaf 1 januari 2011) haar variabele rente ruilt voor een vaste swaprente van 5,1250% (de renteswap), en dat zij voor de andere helft van de hoofdsom een rentevergoeding betaalt gelijk aan Euribor, die is gemaximeerd tot de vaste swaprente als renteplafond (de rentecap).
overhedgein omvang ontstaan: de hoofdsom van het rentederivaat, waarover CIA de swaprente verschuldigd is, is in die periode groter dan het bedrag dat CIA onder de SNS-faciliteit heeft opgenomen.
overhedgein looptijd van acht jaar. Nu de looptijden niet op elkaar aansloten, bestond het risico dat na aflossing van de SNS-faciliteit het rentederivaat zou blijven doorlopen zonder dat er een lening was die een renterisico opleverde waartegen het rentederivaat zou moeten beschermen, waarmee het rentederivaat een puur speculatief karakter krijgt. Gezien het defensieve risicoprofiel van CIA en het feit dat CIA geen belegger is maar kredietnemer en op het terrein van rentederivaten niet als deskundig of professioneel kan worden aangemerkt en Rabobank ter zake een bij uitstek deskundige partij is, heeft Rabobank gehandeld in strijd met de op haar rustende zorgplicht en is zij niet opgetreden als een redelijk handelend en redelijk bekwaam adviseur door CIA het grotendeels speculatieve rentederivaat te adviseren. Dat CIA het renterisico voor een periode van tien jaar wilde afdekken, neemt niet weg dat Rabobank als professionele dienstverlener het rentederivaat, gezien de
overhedgein looptijd, niet had mogen adviseren. (rov. 3.10)
break clause(rov. 3.12), en dat Rabobank vervolgens CIA geen marktconforme aanbieding heeft gedaan (rov. 3.13).
overhedgein omvang ontstaan: de hoofdsom van het rentederivaat, waarover CIA de swaprente verschuldigd was, is in de periode september 2010 tot februari 2012 groter dan het door CIA onder de SNS-faciliteit opgenomen bedrag. CIA heeft gevraagd om aanpassing van het verloop van de hoofdsom van het rentederivaat aan het liquiditeitsverloop van het project. Gesteld noch gebleken is dat Rabobank daarop is ingegaan. (rov. 3.14)
participating capper 1 oktober 2012 is afgewikkeld en CIA tot en met 1 september 2012 onder de
participating capheeft betaald, gaat het hof in de hypothetische situatie uit van een
participating capmet een looptijd van vier jaar. Het betoog van Rabobank dat de schade in de periode van 1 september 2010 tot 1 oktober 2012 in redelijkheid niet aan haar toerekenbaar is, moet worden afgewezen. De schade in die periode wordt, zoals hierna blijkt, alleen aan Rabobank toegerekend, indien en voor zover het rentetarief van een vierjarige
participating caplager is dan het tarief van de afgesloten tienjarige. Dat verschil is schade die voor vergoeding in aanmerking komt. (rov. 2.6)
participating capmet een looptijd van vier jaar een rentetarief van 5,05% zou hebben moeten betalen. Daarvan uitgaande zou CIA in de hypothetische situatie € 51.105,-- goedkoper uit zijn geweest bij de aanschaf van het derivaat. Daarnaast heeft CIA recht op vergoeding van de betaalde negatieve waarde van € 5.177.860,-- (zie hiervoor in 2.1 onder (xv)). In totaal komt dat uit op een schadevergoeding van € 5.228,965,--. (rov. 2.9)
3.Beoordeling van het middel in het principale beroep
4.Beoordeling van het middel in het incidentele beroep
participating capmet een looptijd van 1 september 2008 tot 1 september 2010 en vervolgens een
participating capmet een looptijd van 1 september 2010 tot 1 juli 2012.
participating capzou hebben gesloten met een looptijd gelijk aan de oorspronkelijke looptijd van de SNS-faciliteit, maar na afloop daarvan in 2010 geen opvolgend derivaat meer zou hebben afgesloten. Aan een opvolgend derivaat bestond op dat moment volgens CIA in die situatie geen behoefte wegens de lage rentestand en omdat een betekenisvolle stijging van de rente niet voorzienbaar was door de internationale financiële crisis.
participating capmet een looptijd van twee jaar zou hebben gesloten, gelijk aan de oorspronkelijke looptijd van de SNS-faciliteit. Partijen verschilden (behalve over het toepasselijke rentetarief) slechts van mening over het antwoord op de vraag of CIA, toen de SNS-faciliteit per 1 september 2010 werd verlengd, aansluitend een tweede
participating capzou hebben afgesloten tot aan de einddatum van de verlengde SNS-faciliteit; volgens Rabobank zou dat wel gebeurd zijn, maar volgens CIA bestond daarvoor in de hypothetische situatie geen aanleiding gelet op de marktomstandigheden op dat moment. Het onderdeel klaagt dus terecht dat het hof in strijd met art. 149 Rv de feiten heeft aangevuld door te oordelen dat in de hypothetische situatie in 2008 één derivaat met een looptijd van vier jaar zou zijn afgesloten, en dat het oordeel van het hof in het licht van het partijdebat onvoldoende is gemotiveerd. Onderdeel 1.1 slaagt dan ook.
5.Beslissing
in het incidentele beroep:
11 juni 2021.