Uitspraak
vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juni 2021 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van belanghebbende, vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 3 december 2020. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de griffier van de Hoge Raad belanghebbende op 26 februari 2021 heeft gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken heeft gesteld voor de betaling daarvan. Ondanks dat de brief volgens Track&Trace is afgeleverd, is het griffierecht niet voldaan.
Op 29 maart 2021 heeft de griffier een bericht in het digitaal dossier geplaatst, waarin belanghebbende de gelegenheid kreeg om te verklaren waarom het griffierecht niet was betaald. Dit bericht is ook per e-mail verzonden. De Hoge Raad gaat ervan uit dat belanghebbende dit bericht heeft ontvangen, maar heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Het arrest is openbaar uitgesproken en ondertekend door de vice-president en de raadsheren.