ECLI:NL:HR:2021:864
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof 's-Hertogenbosch inzake naheffingsaanslag omzetbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juni 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 28 mei 2020. De zaak betreft een beroep in cassatie van belanghebbende, [X] te [Z], tegen een naheffingsaanslag in de omzetbelasting over het tijdvak van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011, inclusief een boetebeschikking en een beschikking inzake heffingsrente. De Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend, waarin verschillende klachten zijn aangevoerd tegen de uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Gerechtshof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven voor dit oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.