ECLI:NL:HR:2021:838

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juni 2021
Publicatiedatum
4 juni 2021
Zaaknummer
21/00136
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitlevering van opgeëiste persoon aan Oekraïne en beoordeling van arrestatiebevel

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juni 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van de rechtbank Rotterdam van 21 december 2020. De zaak betreft een verzoek tot uitlevering van een opgeëiste persoon aan de Republiek Oekraïne voor strafvervolging. De opgeëiste persoon, geboren in 1964, heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. De advocaten G.A. Jansen en O.S. Pluimer hebben namens de opgeëiste persoon een cassatiemiddel ingediend. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. De rechtbank had de uitlevering van de opgeëiste persoon toelaatbaar verklaard, maar vermeldde niet met voldoende precisie om welk arrestatiebevel het ging. Dit gebrek in de uitspraak heeft de Hoge Raad hersteld door de uitlevering toelaatbaar te verklaren voor het feit dat is omschreven in de door de verzoekende Staat overgelegde stukken.

In de beslissing heeft de Hoge Raad de uitspraak van de rechtbank vernietigd, maar uitsluitend voor zover deze niet toereikend het feit waarvoor de uitlevering kan worden toegestaan vermeldde. De uitlevering is toelaatbaar verklaard voor het feit zoals omschreven in de beschikking van L.I. Tsokol, rechter-commissaris van de rechtbank district Petsjerskyi, Kiev, van 13 februari 2017. Het beroep is voor het overige verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/00136 U
Datum8 juni 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 21 december 2020, nummer [001], op een verzoek van de Republiek Oekraïne tot uitlevering
van
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964,
hierna: de opgeëiste persoon.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de opgeëiste persoon. Namens deze hebben G.A. Jansen en O.S. Pluimer, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van de rechtbank

3.1
De rechtbank heeft de uitlevering van de opgeëiste persoon aan de Republiek Oekraïne toelaatbaar verklaard ter strafvervolging “van het feit omschreven in het hiervoor genoemde arrestatiebevel”.
3.2
De uitspraak van de rechtbank vermeldt echter niet met voldoende precisie om welk “arrestatiebevel” het gaat en bevat daarom niet een voldoende omschrijving van het feit waarvoor de uitlevering kan worden toegestaan. De Hoge Raad zal dit verzuim herstellen door de uitlevering toelaatbaar te verklaren voor het feit dat is omschreven in na te noemen door de verzoekende Staat bij het uitleveringsverzoek overgelegde stukken.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank, maar uitsluitend voor zover de rechtbank heeft verzuimd het feit waarvoor de uitlevering kan worden toegestaan, toereikend te vermelden;
- verklaart de uitlevering toelaatbaar voor het feit zoals omschreven in de “beschikking in de naam van Oekraïne” van L.I. Tsokol, rechter-commissaris van de rechtbank district Petsjerskyi, Kiev, van 13 februari 2017;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 juni 2021.