Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
3.Beoordeling van de overige cassatiemiddelen
4.Beslissing
1 juni 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 juni 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 27 maart 2020 was gewezen. De verdachte, geboren in 1961, was in hoger beroep gegaan tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin hem was verweten dat hij op 1 oktober 2017 in Vlissingen een busje pepperspray voorhanden had gehad. De raadsman van de verdachte had in hoger beroep vrijspraak bepleit, maar het hof bevestigde het vonnis van de politierechter zonder de benodigde aanvulling van gronden, zoals vereist door artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet had mogen volstaan met een opgave van bewijsmiddelen, aangezien de raadsman vrijspraak had bepleit. Dit leidde tot de conclusie dat de beslissing van het hof niet in overeenstemming was met de wet. De Hoge Raad vernietigde daarom het arrest van het hof en wees de zaak terug naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor een nieuwe behandeling. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige toepassing van bewijsmiddelen in strafzaken, vooral wanneer vrijspraak wordt bepleit.