Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
1 juni 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 juni 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, dat op 19 december 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1965, had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het hof. De advocaat J.J. Bussink heeft namens de verdachte cassatiemiddelen voorgesteld, welke zijn gehecht aan het arrest. De advocaat-generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de ingediende cassatiemiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het hof niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven voor deze beslissing, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren M.J. Borgers en C. Caminada, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.