ECLI:NL:HR:2021:759

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 mei 2021
Publicatiedatum
23 mei 2021
Zaaknummer
20/02622
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen beschikking inzake inbeslagname auto en teruggaveverzoek

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 25 januari 2019, waarin een klaagschrift van de klager tot teruggave van een inbeslaggenomen auto ongegrond is verklaard. De klager, geboren in 1985, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat S.W.M. Stevens. De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de klager in het beroep.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er bij de stukken van het geding een afschrift van een uitspraak van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 25 januari 2021 aanwezig is, waarin is beslist over het inbeslaggenomen voorwerp. Deze uitspraak heeft betrekking op de strafzaak tegen de klager. De Hoge Raad oordeelt dat de beslissing over het beslag in de strafzaak betekent dat de klager geen belang meer heeft bij het cassatieberoep tegen de beschikking van de rechtbank, omdat er al een beslissing is genomen over het inbeslaggenomen voorwerp.

Daarom heeft de Hoge Raad besloten om het beroep van de klager niet-ontvankelijk te verklaren. Dit betekent dat de klager niet in zijn verzoek om teruggave van de auto wordt ontvangen, omdat de eerdere beslissing van het gerechtshof in de strafzaak prevaleert. De beschikking is gegeven op 25 mei 2021 door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/02622 B
Datum25 mei 2021
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank ZeelandWestBrabant van 25 januari 2019, nummer RK 18/008067, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klager] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
hierna: de klager.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft S.W.M. Stevens, advocaat te ’s-Gravenhage, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de klager in het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

2.1
Het cassatieberoep is gericht tegen een beschikking van de rechtbank ZeelandWestBrabant van 25 januari 2019 waarbij een klaagschrift van de klager strekkende tot teruggave van een inbeslaggenomen auto ongegrond is verklaard.
2.2
Bij de stukken van het geding bevindt zich een afschrift van een uitspraak van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 25 januari 2021 in de strafzaak tegen de klager. In die uitspraak is beslist over het inbeslaggenomen voorwerp waarvan de klager de teruggave heeft verzocht.
2.3
Deze beslissing over het beslag in de strafzaak betekent dat de klager geen belang meer heeft bij het beroep tegen de beschikking waarbij het klaagschrift ongegrond is verklaard. De klager moet daarom in het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard. In de beschikking is immers een beslissing gegeven in afwachting van het oordeel van de strafrechter over het beslag. Door diens beslissing over het beslag in de strafzaak tegen de klager kan op het klaagschrift geen (andersluidende) beslissing meer volgen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
25 mei 2021.