Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
18 mei 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 mei 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een 27-jarige verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een 13-jarig meisje, waarbij hij de borsten van het meisje betastte en met haar tongzoende handelingen verrichtte. De tenlastelegging was gebaseerd op artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht, dat het seksueel binnendringen van het lichaam strafbaar stelt. Het hof had de gedragingen van de verdachte gekwalificeerd als 'seksueel binnendringen van het lichaam', wat de Hoge Raad in deze uitspraak ter discussie stelde.
De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere arresten en concludeerde dat het geven van een tongzoen niet kan worden aangemerkt als 'seksueel binnendringen van het lichaam'. De Hoge Raad oordeelde dat het hof ten onrechte het bewezenverklaarde had gekwalificeerd als zodanig, aangezien de gedragingen van de verdachte niet voldeden aan de wettelijke definitie van seksueel binnendringen. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof en wees de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe behandeling.
Deze uitspraak benadrukt de noodzaak om zorgvuldig om te gaan met de kwalificatie van seksuele delicten, vooral in gevallen waarbij minderjarigen betrokken zijn. De Hoge Raad bevestigt dat niet elke seksuele handeling automatisch valt onder de strikte definitie van seksueel binnendringen, wat belangrijke implicaties heeft voor de rechtspraktijk en de bescherming van minderjarigen.