In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 mei 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte was veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van veertien maanden voor het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van synthetische drugs en het gebruik van een jammer. De Hoge Raad heeft de strafmotivering van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze ontoereikend was gemotiveerd. Het hof had in zijn motivering aangegeven dat de eerdere veroordeling van de verdachte voor een Opiumwetdelict kennelijk niet had geleid tot een verandering in zijn gedrag, maar de Hoge Raad oordeelde dat deze eerdere veroordeling nog niet onherroepelijk was ten tijde van de feiten waarop de strafoplegging betrekking had. Hierdoor was de strafoplegging niet correct en heeft de Hoge Raad de uitspraak van het hof vernietigd, maar alleen wat betreft de strafoplegging. De zaak is terugverwezen naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor herbehandeling van de straf.