ECLI:NL:HR:2021:701

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 mei 2021
Publicatiedatum
6 mei 2021
Zaaknummer
20/00377
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verstoorde arbeidsverhouding en de toerekening van verwijtbaarheid aan de werkgever

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 mei 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door een werknemer tegen ITV Studios Holding B.V., voorheen Talpa Media B.V. De werknemer had beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin de ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst was behandeld. De werknemer stelde dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet terecht was en dat de verstoorde arbeidsverhouding niet volledig aan hem te wijten was. Talpa had op haar beurt een voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld, dat afhankelijk was van de uitkomst van het principale beroep.

De Hoge Raad heeft de klachten van de werknemer over de beschikking van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van de beschikking. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom het oordeel was gekomen, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Het incidentele beroep van Talpa behoeft geen behandeling, omdat het afhankelijk was van de uitkomst van het principale beroep.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het principale beroep verworpen en de werknemer veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Talpa zijn begroot op € 899,07 aan verschotten en € 1.800,- voor salaris. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/00377
Datum7 mei 2021
BESCHIKKING
In de zaak van
[de werknemer],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie, verweerder in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
hierna: [de werknemer],
advocaat: J.H.M. van Swaaij,
tegen
ITV STUDIOS HOLDING B.V., voorheen genaamd TALPA MEDIA B.V.,
gevestigd te Laren,
VERWEERSTER in cassatie, verzoekster in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
hierna: Talpa,
advocaat: S.F. Sagel.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de beschikking in de zaak 7463218 / ME VERZ 19-10 van de kantonrechter te Almere van 14 maart 2019;
de beschikking in de zaak 200.260.858/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 4 november 2019.
[de werknemer] heeft tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Talpa heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. Het cassatierekest en het verweerschrift tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het principaal cassatieberoep.
De advocaat van [de werknemer] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van het arrest van het hof leidt, behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen behandeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het principale beroep;
  • veroordeelt [de werknemer] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Talpa begroot op € 899,07 aan verschotten en € 1.800,- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de vicepresident C.A. Streefkerk als voorzitter en de raadsheren M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
7 mei 2021.