ECLI:NL:HR:2021:70

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 januari 2021
Publicatiedatum
15 januari 2021
Zaaknummer
19/02673
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens te late indiening van middelen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 januari 2021 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van een verdachte, die niet tijdig middelen had ingediend. Het beroep was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat M.J.A. Bakker. De schriftuur van de advocaat is echter pas na de wettelijke termijn bij de griffie van de Hoge Raad ingekomen. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de wet een strikte termijn stelt voor het indienen van cassatiemiddelen, en dat deze termijn niet is nageleefd. Hierdoor kon de Hoge Raad het beroep van de verdachte niet in behandeling nemen, conform artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad heeft uiteindelijk besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, wat betekent dat de zaak niet verder wordt behandeld.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/02673
Datum19 januari 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 22 mei 2019, nummer 22-002481-16, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M.J.A. Bakker, advocaat te Den Haag, een schriftuur ingediend, die echter pas bij de griffie van de Hoge Raad is ingekomen nadat de daartoe in de wet gestelde termijn was verlopen.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De wet bepaalt binnen welke termijn een advocaat namens de verdachte een schriftuur met cassatiemiddelen (klachten) bij de Hoge Raad moet indienen. Aan die verplichting is niet voldaan. Het gevolg daarvan is dat de Hoge Raad het beroep van de verdachte niet in behandeling kan nemen (zie artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering).

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
19 januari 2021.