2.2Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 23 oktober 2014 (pagina’s 79 tot en met 83 van het politiedossier), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [aangever] (de moeder van [slachtoffer 1]):
(Pg. 79)
Ik wil namens mijn dochter [slachtoffer 1], geboren op 16 september 1998, aangifte doen van stalking door [verdachte]. Wij, mijn man en onze twee tweelingdochters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], wonen aan de [a-straat 2] in [plaats]. [verdachte] woont aan de [a-straat 1] in [plaats]. Dat is niet ver van ons vandaan, aan dezelfde zijde van de straat.
(Pg. 80)
Op 1 juli 2013 loopt [slachtoffer 1] met haar vriendinnen langs de woning van [verdachte]; ze zien dat [verdachte] voor het raam staat en foto’s maakt of aan het filmen is met zijn gsm.
Op 3 juli 2013 heeft [slachtoffer 1] meegeholpen als begeleidster in [D]. [slachtoffer 1] is 's avond met haar bouwgroepje naar het [D] gegaan. Dit was ook een kijkavond voor de ouders. [slachtoffer 1] ziet vervolgens [verdachte] bij haar project staan. [verdachte] maakt foto's van [slachtoffer 1] en verlaat daarna het terrein. Wij, als ouders, wisten dat [verdachte] dit vaker deed en we hadden met [slachtoffer 1] afgesproken dat ze ons moest bellen als hij weer foto's zou maken. [slachtoffer 1] liet ons toen weten dat hij er weer was.
In juli/augustus 2013 zijn [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en nog wat vriendinnen vaak gaan zwemmen bij zwembad [A] in [plaats]. [verdachte] was daar destijds ook vaak; hij zat op de rand van het zwembad vaak [slachtoffer 1] te bekijken. [slachtoffer 1] vertelde mij dat [verdachte] alleen naar haar keek, niets zei en af en toe lachte.
Op 1 augustus 2013 is [slachtoffer 1] met vriendinnen op een evenement Midzomeravond in [plaats]. [verdachte] zat op het muurtje bij het gemeentehuis en hield [slachtoffer 1] in de gaten en hij volgt [slachtoffer 1] waar ze ook naar toe gaat. [slachtoffer 1] kwam die avond thuis en vertelde ons dat hij er weer was. Ze had er echt last van.
Op 11 september 2013 krijgt [slachtoffer 2], een vriendin van [slachtoffer 1], WhatsAppberichten over [slachtoffer 1]. Degene die deze berichten stuurt, noemt zich [verdachte] en refereert aan nummer […], wat het huisnummer van [verdachte] is. Het Gsm-nummer dat door de verzender van de WhatsAppberichten is gebruikt, is [0001]. Dit nummer is mij bekend als zijnde het nummer van [verdachte]. In deze WhatsApp-berichten wordt de naam van mijn dochter [slachtoffer 1] genoemd en dat [verdachte] deze informatie via internet zou hebben verkregen.
(Pg. 81)
Op [geboortedatum] 2013 zijn [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] jarig; ze worden dan 15 jaar. [slachtoffer 1] laat die dag de hond uit en loopt langs de woning van [verdachte]. Bij terugkomst, na ongeveer 15 minuten, ziet ze dat [verdachte] een grote roze opblaasbare ballon met het getal 15 voor zijn raam heeft gehangen. Toen [slachtoffer 1] thuis kwam heeft ze dit aan mij verteld.
Op 21, 22, 23 en 24 september (naar het hof begrijpt: 2013) was het kermis in [plaats]. [slachtoffer 1] is met haar vriendinnen naar de kermis gegaan. Overal waar zij is of heen gaat, is [verdachte] ook weer te zien of in de buurt. [slachtoffer 1] voelt zich dan erg begluurd en achtervolgd door [verdachte]. Ze vindt dit zeer onprettig.
Eind september (naar het hof begrijpt: 2013) is mijn man naar de woning van [verdachte] gegaan. Hij heeft [verdachte] gevraagd of hij wilde stoppen met berichten sturen en met het volgen van [slachtoffer 1]. [verdachte] geeft dan aan dat hij [slachtoffer 1] wel heel erg leuk vindt.
Op 14 februari 2014, Valentijnsdag, gaat [slachtoffer 1] naar haar turntraining in [B] in [plaats]. Als ze na afloop naar haar fiets loopt, ziet ze een zakje hangen aan het stuur van haar fiets met daarin bonbons in de vorm van hartjes en een brief met de tekst ‘Hoi XX’. Er staan bij [B] veel soortgelijke fietsen als die van [slachtoffer 1], maar hij heeft die van haar eruit gepikt.
[slachtoffer 1] speelt voetbal bij [C]. In april en mei (naar het hof begrijpt: 2014) is [verdachte] bijna elke zaterdag gaan kijken als [slachtoffer 1] een voetbalwedstrijd thuis moest spelen. [slachtoffer 1] vertelde mij dat ze [verdachte] ook heeft gezien langs de zijkant van het veld bij een uitwedstrijd in [plaats]. Hij is dan aan het kijken naar het voetballen tijdens de wedstrijd van [slachtoffer 1].
Wij, de moeder van [slachtoffer 3] en ik, zijn hierna naar de woning van [verdachte] gegaan. Wij hebben hem toen aangesproken op zijn gedrag en hem gevraagd of hij wilde stoppen met stalken van [slachtoffer 1]. [verdachte] zei toen dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] aandacht van hem wilden omdat zij met enige regelmaat langs zijn woning liepen, en dat hij die aandacht dan ook gaf.
Ik heb toen tegen [verdachte] gezegd dat dit de laatste waarschuwing was en dat ik anders stappen zou ondernemen tegen hem.
(Pg. 82)
Op 28 april 2014 zijn mijn man, onze kinderen en ik thuis gekomen van een vakantie. Als [slachtoffer 1] de hond uitlaat, ziet zij [verdachte] uit het raam hangen en hij roept dan naar haar: ‘Wat ben je toch mooi bruin.'
Op 3 mei 2014 ziet [slachtoffer 1] op haar gsm de status op WhatsApp van [verdachte] met de tekst: ‘I LOVE THIS LITTLE BROWNIE'. [slachtoffer 1] wist direct dat het om haar ging.
Op 15 juli 2014 kwam [slachtoffer 4], een vriendin van [slachtoffer 1], bij ons thuis. Ze kreeg toen een WhatsApp-bericht met ‘Hallo’. Ze vertelde dat ze het nummer niet kende en reageerde op dit bericht dat ze de persoon niet kende. Hierop kwam het bericht: ‘sorry de verkeerde'. [slachtoffer 1] bekeek het nummer en zag dat dit het nummer van [verdachte] was.
Op 28 augustus 2014 is [slachtoffer 1] alleen thuis. Ze ziet dat [verdachte] voor onze woning staat en naar binnenkijkt en oogcontact zoekt met [slachtoffer 1]. Later loopt hij weer langs ons huis en kijkt hij weer naar binnen om oogcontact te maken met [slachtoffer 1]. Als wij niet huis zijn, loopt hij langs onze woning om contact te zoeken met [slachtoffer 1].
Op [geboortedatum] 2014 zijn [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] jarig; ze werden 16 jaar. Als [slachtoffer 1] 's morgens naar school wil gaan, ziet ze aan de garagedeur een tas met een fles met zand. In de fles zat een briefje met de tekst: ‘Dear little beauty Happy sixteen birthday for you [slachtoffer 1] (..) Enjoy this day with family and friends XXX’
Wij wisten direct dat deze fles met zand en briefje afkomstig was van [verdachte]. Wij hebben toen besloten aangifte te doen van stalking.
Ondanks al onze waarschuwingen lijkt het erop dat [verdachte] niet geremd is door ons en door blijft gaan. Wij maken ons ernstige zorgen dat dit uit de hand gaat lopen en dat [verdachte] met zijn 54 jaar verliefd is op onze dochter van 16 jaar oud. Dit is niet wederzijds en wij krijgen dit niet bij [verdachte] duidelijk gemaakt.
2. Het proces-verbaal van getuige d.d. 20 februari 2015 (pagina’s 101 tot en met 105 van het politiedossier), voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1]:
(Pg. 101)
Ik wil dat [verdachte] stopt met mij lastig te vallen. Dit is ongeveer twee jaar geleden begonnen, met name door de WhatsApp-berichten die hij aan [slachtoffer 2] heeft gestuurd. Elke keer als er wat was gebeurde, heb ik dit aan mijn moeder verteld en heb ik die dingen laten zien.
(Pg. 103/104)
Het klopt wat in de aangifte van mijn moeder over het stalkingsgedrag van [verdachte] is vastgelegd.
(Pg. 105)
Ik weet dat [verdachte] foto’s van mij heeft gemaakt. Dat weet ik omdat hij voor het raam stond met zijn telefoon in zijn hand en dat deze toen flitste. Het is wel vaker gebeurd dat wij hem zo voor het raam zagen. Bij het [D] zagen wij ook dat hij zijn telefoon voor zich hield en op ons richtte. Daarna haalde hij zijn telefoon omlaag om ernaar te kijken.
3. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 februari 2015 (pagina’s 115 tot en met 117 van het politiedossier), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]:
(Pg. 115)
Op 28 oktober hadden wij een gesprek met [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1960.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] zijn op 23 oktober 2014 in het bijzijn van hun moeders op het politiebureau geweest en vertelden in het kort wat [verdachte] de afgelopen jaren heeft gedaan:
- foto’s gemaakt van de meiden op [D];
- foto’s maken als de meiden voorbij de woning van [verdachte] lopen;
- de meiden op het zwembad [A] in de gaten houden;
- voetbalwedstrijden zowel thuis als uit gaan kijken als de meiden moeten voetballen;
- het raam van de woning van [verdachte] versieren als [slachtoffer 1] jarig is;
- als de ouders van de meiden weg zijn, staat [verdachte] voor het raam van de woning van de meiden te kijken;
- gsm-nummers traceren en berichtjes sturen naar de vriendinnen van de meiden;
- status van WhatsApp aanpassen gericht op [slachtoffer 1];
- voor het raam staan als de meiden van zijn woning passeren.
Wij hebben [verdachte] hiermee geconfronteerd. Hij vertelde dat hij verliefd is geworden op [slachtoffer 1] en dat hij dacht dat zij ook verliefd op hem was.
(Pg. 106)
Hij vertelde dat hij had geappt met een vriendin van [slachtoffer 1] en haar had verteld dat hij [slachtoffer 1] een schatje vond (zoen stond er naast) en dat hij het nummer van die vriendin van internet had gehaald.
Ook gaf [verdachte] aan dat hij een paar keer zijn status had veranderd op WhatsApp. De status: ‘I love this little brownie’ was voor [slachtoffer 1]. De status: ‘I’m thinking of you’ was voor [slachtoffer 1] bedoeld. Hij heeft in september 2014, een cadeautje voor [slachtoffer 1] 16e verjaardag gekocht.
4. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 maart 2015 (pagina’s 126 en 127 van het politiedossier), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3]:
Op 20 februari 2015 ontving ik de gevorderde historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [0001], dat in gebruik is bij [verdachte]. Op 6 juni 2014 is met dit nummer van [verdachte] twee keer gebeld naar het thuisnummer van de familie [slachtoffer 1].
5. De processen-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 4 april 2015 (pagina’s 33 tot en met 47 van het politiedossier) en d.d. 5 april 2015 (pagina’s 48 tot en met 65 van het politiedossier), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte]:
(Pg. 43)
Ik heb een WhatsApp-bericht gestuurd naar een vriendin van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] (het hof begrijpt: [slachtoffer 2]). Dit bericht was bedoeld voor [slachtoffer 1] ter bevestiging van je bent gewoon een leuk ding.
(Pg. 44)
Haar vader kwam toen bij mij aan de deur. Ik heb hem toen gezegd dat ik die berichtjes niet meer ging sturen.
Toen [slachtoffer 1] 16 jaar werd dacht ik, ik geef haar een klein cadeautje, dan weet zij dat ik haar nog steeds leuk vind. Ik heb een lege fles gevuld met zand en schelpen en daarin pareloorbellen gedaan.
(Pg. 45)
Ik heb dit cadeautje ’s nachts aan de garagedeur gehangen. Ik heb hierin een briefje gedaan.
Bij Valentijnsdag, 13 februari 2014, heb ik iets aan haar fiets gehangen. Normaal ging zij voetballen, maar ik had haar niet langs zien komen. Toevallig had ik in het krantje gezien dat zij had meegedaan aan een wedstrijd in turnen. Ik dacht misschien is zij gaan turnen. Ik heb toen bij de sporthal een tasje met een netje met chocolaatjes in de vorm van een hartje aan de fiets van [slachtoffer 1] gehangen.
(Pg. 50)
Het telefoonnummer van [slachtoffer 4] (het hof begrijpt: [slachtoffer 4]) had ik ook via twitter.
(Pg. 53)
Toen [slachtoffer 1] in het voorjaar 2014 terug was van vakantie heb ik door het openstaande raam tegen [slachtoffer 1] gezegd: ‘Wat ben jij mooi bruin’.
In 2014 ben ik twee keer naar voetbalwedstrijden van de meisjes gaan kijken. De eerste keer was op 29 maart toen zij thuis speelden.
(Pg. 54)
De tweede wedstrijd die ik heb gezien was op 3 mei 2014. Ik had op de website gezien dat de meisjes toen gingen voetballen in [plaats]. [slachtoffer 1] heeft mij gezien toen ik langs de kant stond.
(Pg. 56)
Op woensdagavond 3 juli 2013 ben ik gaan kijken bij het evenement [D] in [plaats]. Ik zag [slachtoffer 1] daar lopen.
(Pg. 57)
Ik ben op verschillende avonden geweest naar het evenement Midzomeravond in 2013. Ik heb toen iedere keer gezeten op een muurtje nabij het gemeentehuis.
(Pag. 59)
Op 10 mei (het hof begrijpt: 2014), een week nadat ik bij die voetbalwedstrijd van […] ben geweest, zijn de moeders van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] bij mij langs geweest. Ze zeiden dat de meisjes het niet leuk vonden dat ik naar hun wedstrijd was gegaan en of ik ermee wilde stoppen. Zij hebben toen ook gezegd dat als ik daarmee zou doorgaan zij verdere stappen gingen ondernemen.
Ik wist dat [slachtoffer 1] op turnen zat. Dat wist ik van internet. Ik heb haar naam ingetoetst en toen kwam ik uit op die turnclub.
Het klopt dat ik in 2013 door de vader van [slachtoffer 1] en in 2014 door de moeder en de politie ben aangesproken dat ik moest stoppen.
(Pg. 60)
Ik ben verliefd geworden op [slachtoffer 1], dat is wel wat afgezwakt, maar ik blijf haar wel leuk vinden. Het klopt dat ik op de verjaardag van [slachtoffer 1] in 2013 voor mijn raam een roze ballon met tekst heb gehangen. Ik heb die daar gehangen toen [slachtoffer 1] met de hond ging wandelen.
(Pg. 61)
Ik heb het thuisnummer van [slachtoffer 1] gebeld. Dit telefoonnummer heb ik uit het telefoonboek. Ik denk dat ik dit nummer een keer of drie heb gebeld, verspreid over twee dagen.
(Pg. 62)
Op mijn oude computer en mijn laptop staan foto’s van [slachtoffer 1].
Ik heb door het raam met mijn telefoon een foto gemaakt van [slachtoffer 1].”