Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2. Beoordeling van het eerste cassatiemiddel dat namens de verdachte is voorgesteld
6.Beslissing
11 mei 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 mei 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 12 juli 2019. De verdachte, geboren in 1941, was betrokken bij de moord op de echtgenoot van de medeverdachte en het verbergen van het lijk in het Amstelmeerkanaal. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ingesteld door de verdachte en de benadeelde partij, vertegenwoordigd door hun respectieve advocaten. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, met name voor wat betreft de strafoplegging en de toepassing van vervangende hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregel. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de redelijke termijn voor berechting, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het EVRM, is overschreden, wat leidt tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van zeventien jaren en zes maanden naar zeventien jaren. Daarnaast heeft de Hoge Raad de toepassing van vervangende hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregel vernietigd, en bepaald dat gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast. De overige cassatiemiddelen zijn verworpen, en de Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd voor de duur van de gevangenisstraf en de schadevergoedingsmaatregel, maar het beroep voor het overige verworpen.