ECLI:NL:HR:2021:673

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 april 2021
Publicatiedatum
29 april 2021
Zaaknummer
19/03939
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging huurovereenkomsten bedrijfsterreinen voorafgaand aan faillissement en uitleg afspraken over gerechtigdheid tot opbrengst voormalige bodemzaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 april 2021 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van Sebastiaan Maarten Maria van Dooren, curator in het faillissement van [A] B.V. De curator heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 21 mei 2019 was gewezen. De zaak betreft de beëindiging van huurovereenkomsten voor bedrijfsterreinen voorafgaand aan het faillissement van [A] B.V. en de uitleg van afspraken over de gerechtigdheid tot de opbrengst van voormalige bodemzaken. De Hoge Raad heeft de klachten van de curator over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep van de curator verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 882,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/03939
Datum30 april 2021
ARREST
In de zaak van
Sebastiaan Maarten Maria VAN DOOREN, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [A] B.V.,
wonende te [woonplaats] en kantoorhoudend te ‘s-Hertogenbosch,
EISER tot cassatie,
hierna: de curator,
advocaat: B.I. Kraaipoel,
tegen
[verweerster] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: [verweerster],
advocaat: R.L.M.M. Tan.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
het vonnis in de zaak C/01/292948 / HA ZA 15-300 van de rechtbank Oost-Brabant van 1 maart 2017;
het arrest in de zaak 200.219.191/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 21 mei 2019.
De curator heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
[verweerster] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor [verweerster] toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de curator heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt de curator in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 882,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien de curator deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, M.J. Kroeze, H.M. Wattendorff en A.E.B. ter Heide, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
30 april 2021.