Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
- het pleidooi, waarbij partijen pleitnotities hebben overgelegd;
- de bij brief van 25 februari 2019 door de curator toegezonden producties, die mr. Fick-Nolet bij het pleidooi bij akte in het geding heeft gebracht;
- de bij brieven van 27 februari 2019 en 28 februari 2019 door [holding] Holding toegezonden producties, die mr. Hanssen bij akte in het geding heeft gebracht.
6.De beoordeling
vennootschappen (hierna: het concern) staat [holding] Holding B.V. (hierna
Holding). [holding] Holding is de moedermaatschappij van [vastgoed]
Vastgoed en Materieel B.V. (hierna [V&M] ) en van [beheer] Beheer B.V. (hierna
Beheer), die beide deel uitmaken van het concern. [beheer] Beheer is de
moedermaatschappij van [recycling] Recycling B.V. (hierna [recycling] Recycling), [transport]
Transport B.V. (hierna [transport] Transport) en [beton] Beton B.V. ( [beton] Beton) die
ook deel uitmaken van het concern.
volgende bericht:
"Tot slot, voor dit moment het bodemrecht van de belastingdienst. Geen van de betrokken partijen heeft bij de beëindiging van de huurovereenkomsten de bedoeling gehad het bodemvoorrecht van de belastingdienst aan te tasten. Dat bodemrecht wordt dan ook door alle betrokken partijen gerespecteerd."- is teruggekomen op optie II en alsnog heeft gekozen voor optie I.
mitsde Belastingdienst een vordering heeft, waarvoor een bodemvoorrecht geldt. Het antwoord op de vraag of de Belastingdienst een vordering heeft, waarvoor het bodemvoorrecht geldt, wordt ingevolge optie II, zoals [holding] Holding terecht aanvoert, later, al dan niet in rechte, bepaald. De omstandigheid dat partijen na 4 maart 2014 regelmatig het woord "bodemzaken" gebruiken rechtvaardigt op zichzelf nog niet de conclusie dat [holding] Holding alsnog is teruggekomen op optie II en dat partijen alsnog overeenstemming zouden hebben bereikt over de fictie dat de terreinen waar de bodemzaken van de gefailleerden zich per faillissementsdatum bevonden kwalificeren als bodem in de zin van art. 21 IW, zodat het bodemvoorrecht uitwerkt als ware de huurovereenkomsten niet beëindigd (optie I). Dit geldt te meer nu [holding] Holding in zijn e-mail van 15 juni 2014 de gemaakte keuze voor optie II nog eens uitdrukkelijk heeft bevestigd aan de curator.
geensprake is van een fiscaal bodemvoorrecht.
"Beste [vertegenwoordiger van de holding] , Ik kom nog even terug opde onderstaande bieding". Verder geeft de curator in deze mail aan: "
De overname om niet van [beton] Beton kan ik nog onvoldoende beoordelen. Kun jij mij wat nadere gegevens aanleveren? Bijvoorbeeld jaarrekening en grootboekrekeningen ter zake crediteuren en debiteuren en aandeelhoudersregister."
: "zie jij gelegenheid om op korte termijn nog wat info mbt [beton] Beton aan te leveren. Zo niet dan moeten wij Betonmaar even buiten de deal laten."
"een email van uw hand van 21 mei jl waarin is vervat een tegenvoorstel ken ik niet, maar ik neem aan dat u uw e-mail van 20 mei te 18:15 uur bedoelt. Ik heb op die e-mail gereageerd op 27 mei en 2 juni."
"Verder willen wij", maakt dit, in het licht van het voorgaande, niet anders.
(hierbij) zend ik je het concept van de activaovereenkomst. Graag hoor ik of de inhoud akkoord is, of dat er nog wijzigingen en/of aanvullingen moeten worden aangebracht. Wil je mij nog opgave doen van de gegevens van de koper."