ECLI:NL:HR:2021:665
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake belastingrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 april 2021 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie dat door belanghebbende, aangeduid als [X] te [Z], was ingesteld. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 17 november 2020 per aangetekende brief verzocht om binnen vier weken een afschrift van de bestreden uitspraak over te leggen. Deze brief is door belanghebbende afgehaald, maar hij heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om het gevraagde document te overleggen.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het niet mogelijk is om te bepalen waarop het geschil precies betrekking heeft, aangezien belanghebbende niet heeft gereageerd op het verzoek van de griffier. Hierdoor is de Hoge Raad genoodzaakt om het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. Dit betekent dat de Hoge Raad de zaak niet inhoudelijk zal behandelen, omdat de noodzakelijke informatie ontbreekt.
Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak, 23 april 2021, en is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.