Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste, het tweede en het derde cassatiemiddel
3.Beoordeling van het vierde cassatiemiddel
4.Beoordeling van het vijfde cassatiemiddel
5.Beslissing
20 april 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 april 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte had beroep ingesteld tegen de uitspraak van het hof, waarbij hij een gevangenisstraf van 25 maanden en 3 weken was opgelegd. De plaatsvervangend advocaat-generaal P.M. Frielink concludeerde tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde straf en de toepassing van vervangende hechtenis bij schadevergoedingsmaatregelen. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging, behalve wat betreft de redelijke termijn in de cassatiefase, die was overschreden. Dit leidde tot vermindering van de gevangenisstraf naar 23 maanden en 3 weken.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de toepassing van vervangende hechtenis bij schadevergoedingsmaatregelen niet correct was. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd voor zover deze betrekking had op de vervangende hechtenis en bepaald dat in plaats daarvan gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast, conform artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen, waarmee de uitspraak van het hof gedeeltelijk werd herzien.