Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
kantoorhoudende te [vestigingsplaats],
1.Procesverloop
2.Vaststelling van de faillissementskosten en het salaris
3.Beslissing
16 april 2021.
Hoge Raad
In deze zaak, die een vervolg is op het arrest van de Hoge Raad van 5 maart 2021 (ECLI:NL:HR:2021:351), gaat het om de vaststelling van de faillissementskosten en het salaris van de bewindvoerder in het faillissement van de gezamenlijke schuldenaren. De Hoge Raad heeft partijen in de gelegenheid gesteld om gegevens over te leggen en hun standpunt kenbaar te maken over de faillissementskosten en het salaris van de bewindvoerder. De bewindvoerder heeft echter aangegeven dat een vaststelling niet nodig is, omdat het saldo op de boedelrekening nagenoeg nihil is. De schuldenaren hebben aanvankelijk ingestemd, maar hebben deze instemming ingetrokken nadat bleek dat de bewindvoerder een aanvullende beslissing had gevraagd aan de rechtbank, die op 30 maart 2021 een aanvullende vergoeding voor de bewindvoerder heeft vastgesteld.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat partijen niet tot overeenstemming zijn gekomen over de faillissementskosten en het salaris van de bewindvoerder. Geen van de partijen heeft gegevens overgelegd die nodig zijn voor de vaststelling van deze kosten en het salaris. Daarom heeft de Hoge Raad besloten om de faillissementskosten en het salaris op nihil te bepalen. De Hoge Raad heeft ook opgemerkt dat eventuele bezwaren van de schuldenaren tegen het vonnis van de rechtbank van 30 maart 2021 niet aan de orde zijn in dit cassatieberoep.
De beslissing van de Hoge Raad is op 16 april 2021 openbaar uitgesproken, waarbij de vicepresident en de raadsheren de uitspraak hebben gedaan.